coby schreef: ↑27 okt 2018, 20:15
Mart schreef: ↑27 okt 2018, 20:02
Coby, zou je kunnen zeggen waar uit
de T'NaCH blijkt dat deze passage over
de messias zou handelen?
Dat heb ik toch al gezegd. Jesaja 49 o.a.
De knecht verlost het rechtvaardige deel
van Israel en is dus iemand anders.
Het behaagde God hem te verbrijzelen om die anderen te redden. Dat is toch immoreel normaal gesproken. Isaac hoefde ook niet te sterven voor anderen.
Je had het over
de pottenbakker uit Zechariah 11:13 (zie
de link die je notabene zelf hebt geplaatst in dezelfde posting), en nu spring je weer over naar Jesaja 49 waar we het reeds over hadden gehad. Zou je kunnen zeggen waar uit
de T'NaCH blijkt dat Zechariah 11:13 over
de messias zou handelen?
Dat heb ik toch al gezegd. Jesaja 49 o.a. De knecht verlost het rechtvaardige deel van Israel en is dus iemand anders.
Wat betreft Jesaja 49, is
de knecht een collectief:
1) Telkens waar Jesaja het in zijn boek over Israel heeft, verwijst hij naar een collectief (tenzij hij refereert aan Ja'acov
de Aartsvader).
2) Waar Jesaja het nakomelingschap
van David bedoelt, formuleert hij dat ook als zodanig, zoals in Jesaja 37:35.
3) En feitelijk hoef je slechts te kijken naar wat plaatsvindt: het volk Israel is bezig stap-voor-stap het volk Israel terug te brengen. Operatie Salomon is een goed voorbeeld hoe duizenden Joden naar Israel zijn gebracht door Joden. Dat is al aan het gebeuren voor
de ogen
van de wereld. Zoiets kan moeilijk worden ontkent. Dat
de messias in dit proces volgens
de T'NaCH ooit een rol zal hebben, zijn we het overigens over eens, maar dat is niets nieuws.
De enige lezing die recht doet aan hetgeen
de profeet zelf heeft verklaard, is dat Israel (dat in Jesaja telkens een collectief is; geen individu) zowel
de teruggebrachte als
de terugbrenger is.
"
Israel" komt meer dan tweeduizend-vijfhonderd maal voor in
de Bijbel, en NOOIT heeft het aantoonbaar betrekking op een enkeling (tenzij het wordt gebruikt als verwijzing naar Ja'acov,
de Aartsvader). Zelfs als het om
de rechtvaardigen
van Israel gaat,
de "zuiveren
van hart", zoals in Psalm 73:1 ('ach tov l'Jisrael 'elohiem l'varej levav), dan betreft het een collectief. Nooit betreft Israel aantoonbaar een enkeling zoals
de messias (tenzij het verwijst naar Ja'acov).
Zelfs
de Strongs zegt:
1) the second name for Jacob given to him by God after his wrestling with the angel at Peniel
2) the name of the descendants and the nation of the descendants of Jacob
a) the name of the nation until the death of Solomon and the split
b) the name used and given to the northern kingdom consisting of the 10 tribes under Jeroboam; the southern kingdom was known as Judah
c) the name of the nation after the return from exile.
Met andere woorden: tenzij "Israel" verwijst naar
de Aartsvader Ja'acov, betreft het een collectief. Dat zegt iets! Niets in Jesaja 49 zegt dat Israel zich beperkt tot een enkeling, integendeel. Het is Israel dat in Jesaja 44:24 door God is gevormd
van de moederschoot af; net zoals in Jesaja 49. En ook in Jesaja 44 is Israel weer God’s knecht, net zoals in Jesaja 49. In Jesaja 44 heeft God Israel's schulden kwijtgescholden, en het is duidelijk dat het hier niet over slechts een enkeling gaat.
Niet weinig komt het voor dat een getrouwd stel elkaar weer opheft. Soms helpt hij haar, soms helpt zij hem; en zo meanderen ze verder en verder. Beiden worden geholpen en beiden helpen; het hele collectief is betrokken bij zowel het helpen als het geholpen worden; zo brengen ze elkaar verder met
de hulp
van God.
Israel wordt geholpen; Israel helpt; het volk doet het zelf, en met
de hulp
van God herenigt Israel zich en keert terug naar God's wegen: "Jij bent Mijn knecht, Israel, in wie Ik Mij zal verheerlijken... Nu zegt HaSjem, die mij
van de moederschoot aan vormde tot zijn knecht om Jacob tot Hem terug te brengen en om Israel tot Hem vergaderd te doen worden. En ik werd geëerd in
de ogen
van HaSjem en mijn God was mijn kracht. Hij zegt dan: het is te weinig dat je Mij tot een knecht zult zijn om
de stammen
van Jacob weer op te richten en
de bewaarden
van Israel terug te brengen: Ik stel je tot een licht voor
de naties, zodat Mijn heil reikt tot het eind
van de wereld" (Jesaja 49).
Israel is
de knecht en is degene die Israel weer tot God terugbrengt en die Israel vergadert, met hulp
van God. Er is geen contradictie. En in
de Bijbel is Israel aantoonbaar een collectief, terwijl het NOOIT aantoonbaar een enkeling is zoals
de messias.
Ik vind het geen probleem als je exegese toepast om een tekst in een bepaalde richting te duwen, maar wat Jesaja zegt is: "
Jij bent Mijn knecht, Israel, in wie Ik Mij zal verheerlijken". En het is Israel dat Israel herenigt en terugbrengt tot God, met hulp
van God. Bovendien wordt
de collectieve toepassing zelfs bevestigd door het NT:
Handelingen 13:45-47 schreef:Maar toen de Joden de scharen zagen, werden zij vervuld met nijd en spraken, lasterende tegen hetgeen door Paulus gezegd werd. Maar Paulus en Barnabas zeiden vrijmoedig: Het was nodig, dat eerst tot u het woord Gods werd gesproken, maar nu u het verstoot en u het eeuwige leven niet waardig keurt, kijk, nu wenden we ons tot de heidenen. Want zo heeft de Here ons opgedragen: "Ik heb u gesteld tot een licht van de heidenen, opdat u tot heil zou zijn tot aan het uiterste der aarde (Handelingen 13:45-47).
In deze passage wordt
de knecht uit Jesaja 49 toegepast door Paulus en Bar Abas op hun eigen missie.
De context is
de weigering
van de Joden om het Evangelie te accepteren. Aangezien
de Joden geweigerd hadden
de boodschap aan te nemen die eerst naar hen werd gezonden, wendden Paulus en Bar Abas zich tot
de heidenen, zoals was geprofeteerd. Er spreekt geen enkele intentie uit om Jezus hier als
de knecht te identificeren. Een eventuele aanname dat Jezus hier het licht is, kan niet uit
de text worden herleid. En waar in het originele boek
van Jesaja
de knecht door God wordt aangesteld als een licht voor
de volken, daar worden in Handelingen 13:47 Paulus en Bar Abas aangesteld als een licht voor
de volken. Dat lijkt me althans
de meest eerlijke lezing.
Dat vindt nog meer ondersteuning in Handelingen 26:22-23, als Paulus zegt: ''
... dat Hij (Jezus) als eerste uit de opstanding van de doden het licht zou aankondigen (καταγγέλλειν) en aan het volk en aan de heidenen''.
In
de originele tegenhanger (Jesaja 49:6) wordt
de knecht als een licht voor
de heidenen gegeven (oen'tatiecha le'Or gojiem, lihjot jesjoe'atie ad k'tseh ha'Arets).
De knecht wordt letterlijk als het licht geidentificeerd en als
de brenger
van God's bevrijding. In Handelingen 26:22-23 kondigt Jezus het licht aan, maar identificeert Zich er hier niet mee (althans in zoverre het licht naar
de knecht
van Jesaja 49 verwijst), wat op z'n minst
de indruk wekt dat hier een ander wordt aangekondigd die
de rol
van de knecht invult. (Wat natuurlijk niet wegneemt dat Jezus ook het licht is).
En dat beeld wordt nog versterkt door 2 Corinthiërs 6:2-4, waarin Paulus zegt:
2 Corinthiërs 6:2-4 schreef:
Maar als medewerkers (van God) vermanen wij u ook om de genade van God niet vergeefs te ontvangen, want Hij zegt "ten tijde van welbehagen heb Ik u verhoord, en ten dage van heil ben Ik u te hulp gekomen." Kijk, nu is het de tijd van welbehagen, zie, nu is het de dag van heil. Wij geven in geen enkel opzichtenige aanstoot, opdat onze bediening niet gesmaad wordt, maar wij doen onszelf in alles kennen als knechten van God.
Weer wordt Jesaja 49 vrij letterlijk geciteerd. En waar in het origineel (Jesaja 49: God tegen Zijn knecht zegt: "
ten tijde van welbehagen heb Ik u verhoord, en ten dage van heil heb Ik u geholpen", daar zijn in 2 Corinthiërs 6:2-4 dezelfde woorden gericht aan
de gemeenschap.
Dit is m.i. een sterke aanwijzing voor een collectieve opvatting
van de knecht uit Jesaja 49.
Zionisme: de succesvolle herovering van wat van ons is – rechtvaardig, onvermijdelijk, onmiskenbaar.