Deel 2 (zie ook:
deel 1)
Jesaja 53 verwijst naar een knecht (עבד). Nergens in het boek van Jesaja wordt de
messias als de knecht van JHWH geïdentificeerd, maar het Boek Jesaja maakt er geen enkel geheim van wie de knecht is:
Jesaja 41:8-9 schreef:Maar jij, Israel, Mijn knecht! Jij Jakob, die Ik verkoren heb! Het zaad van Avraham, Mijn liefhebber! Jij, welke Ik gegrepen heb van de einden der aarde en uit haar bijzonderste geroepen heb; en zei tegen je: jij bent Mijn knecht; jou heb Ik uitverkoren en heb je niet verworpen.
Israël.
Jesaja 44:1 schreef:Maar hoor nu Mijn knecht Jakob, en Israel, dien Ik verkoren heb!
Israël.
Jesaja 44:2 schreef:Zo zegt de HEERE, uw Maker, en uw Formeerder van den buik af, Die u helpt: Vrees niet, o Jakob, Mijn knecht, en gij, Jeschurun, dien Ik uitverkoren heb!
Israël ("Jeschurun" is een synoniem voor Israel, zie bijvoorbeeld:
http://www.infoplease.com/ce6/society/A0826223.html).
Jesaja 44:21a schreef:Gedenk aan deze dingen, o Jakob, en Israel! Want gij zijt Mijn knecht, Ik heb u geformeerd
Israël.
Jesaja 44:21b schreef:Gij zijt Mijn knecht, Israel, gij zult van Mij niet vergeten worden.
Israël.
Jesaja 43:10 schreef:Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn knecht, dien Ik uitverkoren heb; opdat gij het weet, en Mij gelooft, en verstaat, dat Ik Dezelve ben, [dat] voor Mij geen God geformeerd is, en na Mij geen zijn zal.Gijlieden zijt Mijn getuigen, spreekt de HEERE, en Mijn knecht, dien Ik uitverkoren heb; opdat gij het weet, en Mij gelooft, en verstaat, dat Ik Dezelve ben, [dat] voor Mij geen God geformeerd is, en na Mij geen zijn zal.
Israël.
Jesaja 45:4 schreef:Om Jakobs, Mijns knechts wil, en Israels, Mijns uitverkorenen; ja, Ik riep u bij uw naam, Ik noemde u toe, hoewel gij Mij niet kendet.
Israël.
Jesaja 48:20 schreef:Gaat uit van Babel, vliedt van de Chaldeen, verkondigt met de stemme des gejuichs, doet zulks horen, brengt het uit tot aan het einde der aarde, zegt: De HEERE heeft Zijn knecht Jakob (Jacob = Israel) verlost!
Israël.
Jesaja 49:3 schreef:En Hij heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Knecht, Israel, door Welken Ik verheerlijkt zal worden.
Israël.
Jesaja 52:4 schreef:Want zo zegt de Here HEERE: Eertijds trok mijn volk naar Egypte om daar als vreemdeling te vertoeven, en Assur heeft het zonder reden onderdrukt.
Israël.
Jesaja 52:6 schreef:Breekt uit in gejuich, jubelt eenparig, puinhopen van Jeruzalem, want de HERE heeft Zijn volk getroost, Hij heeft Jeruzalem verlost.
Israël.
Jesaja 54:17 schreef:Elk wapen dat tegen u gesmeed wordt, zal niets uitrichten, en elke tong die zich voor het gericht tegen u keert, zult gij in het ongelijk stellen. Dit is het deel van de knechten des HEREN en hun recht van Mijnentwege, luidt het woord des HEREN.
Israël. En ter bevestiging: dezelfde knecht – die telkens wordt gelijkgesteld met het volk Israël - wordt eveneens in het meervoud aangesproken:
Elk wapen dat tegen u gesmeed wordt, zal niets uitrichten, en elke tong die zich voor het gericht tegen u keert, zult gij in het ongelijk stellen. Dit is het deel van de knechten des HEREN en hun recht van Mijnentwege, luidt het woord des HEREN.
Israël.
Jesaja 63:17 schreef:Waarom liet Gij ons afdwalen, HERE, van uw wegen, verharddet Gij ons hart, zodat wij U niet vreesden? Keer weder ter wille van uw knechten, de stammen van uw erfdeel.
Israël.
Jesaja 65:8 schreef:Zo zegt de HERE: Zoals men, wanneer er nog sap in een druiventros gevonden wordt, zegt: Verderf hem niet, want er ligt een zegen in – zo zal Ik doen ter wille van mijn knechten, dat Ik niet alles verderve.
Israël.
Jesaja 65:9 schreef:En Ik zal uit Jakob nakomelingschap doen voortkomen en uit Juda een erfgenaam voor mijn bergen; mijn uitverkorenen zullen ze bezitten en mijn knechten zullen daar wonen.
Israël.
Jesaja 66:14 schreef:Als gij het ziet, zal uw hart zich verblijden, en uw gebeente zal gedijen als het jonge groen; de hand des HEREN zal zich aan zijn knechten doen kennen en Hij zal toornen op zijn vijanden.
Israël.
Keer op keer wordt in het boek van Jesaja Israël letterlijk als ''de knecht'' geïdentificeerd en de
messias 0 maal. En dat de Israël in Jesaja 52 z'n verloren glorie hervindt, wordt bevestigd door de T'NaCH in Exodus 19:6, Jesaja 49:3 en Zacharia 8:13,23 z'n glorie. De boodschap waar Jesaja in 53:1 over spreekt, komt eveneens in Jesaja 52:7 ter sprake. De arm van JHWH die Israël bevrijdt, komt ook in Jesaja 63:12-13 en Jesaja 62:8, Jesaja 52:10, Jesaja 51:9, Exodus 14:31, Exodus 15:6, Deuteronomium 4:34, Deuteronomium 7:19, Jeremia 21:5, Jeremia 27:5, Psalm 44 -- verwijzingen te over naar bevrijding van Israël de ''arm van JHWH'' uit de handen van hun onderdrukkers. Dat de Israël in Jesaja 53:2 vergeleken wordt met een aangetaste boom of een plant die in de dorre grond staat, wordt bevestigd door de T'NaCH in Ezechiël 19:13. En dat de scheuten zich zullen uitspreiden en Israël weer rechtvaardig zal zijn, wordt bevestigd in Jesaja 60:21, Hosje'a 14:6-8, Amos 9:15. Dat de Israël volgens Jesaja 53:3 het aanzien van een zieke had en ooit werd veracht, wordt bevestigd door de T'NaCH in Jesaja 1:5-6, Jesaja 60:15, Jesaja 49:7 en Jesaja 53:4,5. Dat de Israël in Jesaja 53:4-5 de ellenden en smarten droeg die men het volk aandeed, terwijl men Israël de schuld gaf, wordt bevestigd door de T'NaCH in Jeremia 50:7 en Jeremia 10:25. En - zoals Jesaja - spreekt eveneens Jeremia 30:10,17 van de bevrijding van het volk, de knecht van God, uit de handen van deze landen. Dat de Israël in Jesaja 53:6 andere volken hanteert om Israël te straffen, wordt bevestigd door de T'NaCH in Jesaja 10:5. En dat Israël voorspreekt en bidt (פגע) voor andere volken, wordt bevestigd door de T'NaCH in Jeremia 29:7. Dat de Israël in Jesaja 53:7 naar de slacht werd geleid als een schaap, wordt bevestigd door de T'NaCH in Psalm 44:12, Psalm 44:23, Zacharia 11:4-5 en Zacharia 7. Israël in Jesaja 53:10 correspondeert met Jeremia 18:8. Dat de Israël in Jesaja 53:11 door z'n kennis anderen rechtvaardig zou maken en een licht zou zijn voor de heidenen, onder wiens juk het heeft geleden, staat bevestigd in Jesaja 42:6, Jesaja 60:3, Jesaja 61:6-9, Zacharia 8:23, Zacharia 8:13, Exodus 19:5-6. Dat Israël uiteindelijk zal worden beloond voor z’n rol, staat bevestigd in Ezechiël 34:27-30.
En de
messias dan? Wel, de
messias een man van smarten? De
messias die onze overtredingen draagt? De
messias geplaagd en vertrouwd met ziekte? De
messias zonder gestalte en luister? De
messias veracht en door ons niet geacht? De
messias vanuit onze ongerechtigheden verbrijzeld? De
messias in de metafoor van een stom slachtschaap, als een lam ter slachting? De
messias weggesneden uit het land van de levenden? Het graf van de
messias bij de goddelozen gesteld? De
messias ziek en geplaagd?... het staat nergens in de T'NaCH. Er is geen reden te veronderstellen dat Jesaja 53 over de
messias gaat. Waarom betrekt de nieuwe sekte het hoofdstuk dan op Jezus? Kijk naar joodse pesjer en joodse midrasj en het wordt duidelijk.
Zionisme: de succesvolle herovering van wat van ons is – rechtvaardig, onvermijdelijk, onmiskenbaar.