Wanneer je Mattheüs leest, zie je dat hij herhaaldelijk d.m.v. illustraties zijn hemelse koningschap bevestigd.pyro schreef:pyro schreef: Jezus was op dat moment op het hoogtepunt van zijn (wereldlijke) invloed, de verwachting van het volk was dat Hij zijn messiasschap waar zou maken.
De strikvragen die Hem werden gesteld moet je m.i. in dat licht zien en hadden dus ten doel Jezus ongeloofwaardig te maken als messias. Zoals de vraag over belasting inderdaad om Jezus klem te zetten tussen de romeinse macht en het messiaanse koningschap over Israel. Jezus' tegenvraag bevestigt daarentegen het betwiste messias schap.
De uitleg over de opstanding, dat God een God is van de levenden ipv de doden kan je m.i. prima lezen als vooruitwijzing naar Jezus' dood en opstanding.
Het verhaal dat we hiervoor in gelijkenissen hebben gehoord treedt van af dit gedeelte in het echt in werking...Ik duid de hier behandelde tekst van Mattheus in de context van Mattheus: wat er direct aan deze tekst vooraf ging en wat er even later op gaat volgen.Alpha schreef:En Jezus uitspraak dan?
„Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben.” — Joh 17:16.
De thematiek van andere bijbelboeken is daar ongetwijfeld mee in lijn, maar valt wat mij betreft buiten de contextduiding zoals ik die hier heb besproken.
In die directe context lezen we in de gelijkenissen over het doden van dienstknechten en de zoon. Het is niet toevallig dat meteen daarna wordt verhaald dat de opstanding bestaat, dat we een God van de levenden hebben. Je kan ook zeggen: dat doden van Gods gezanten zoals we in de gelijkenissen hebben gehoord, deze euveldaden hebben niet het beoogde effect. God is immers niet een God van de doden! Daarom wijst dit gedeelte ook rechtstreeks vooruit naar de dood van Jezus en Zijn opstanding. Het wijst daar natuurlijk niet exclusief naar, maar tevens naar degenen die in Hem geloven, die het Leven hebben in Zijn Naam.
Hij moedigt zijn discipelen aan om zijn voorbeeld te volgen.
Zij doen niet mee met deze “wereld”, want zij weten dat Satan de heerser van deze wereld is.
Overeenkomstig de Bijbelse leer worden de opstandingen pas aan het einde der tijden uitgevoerd, na Gods ingrijpen.pyro schreef:De doden die op aarde weer terug tot leven kwamen, kun je verstaan als een vooruitwijzing naar de opstanding. Ik zou liever niet spreken van een opstanding van Lazarus, omdat die (net als de anderen die terugkwamen om verder te leven op aarde) weer gestorven is.Alpha schreef: Mt 22:
31 Wat de opstanding der doden betreft, hebt GIJ niet gelezen wat door God tot U werd gesproken, toen hij zei:
32 ’Ik ben de God van Abraham en de God van Isaac en de God van Jakob’? Hij is niet de God van de doden, maar van de levenden.”
33 Toen de scharen dit hoorden, stonden zij versteld van zijn leer.
De sadduceeën geloofden niet in een opstanding.
Daarom citeerde Jezus Ex 3:6 om te bewijzen dat het zeker is dat de opstanding — een aardse — deel uitmaakt van Gods voornemen.
Ook Elia en Elisa lieten doden tot leven komen.
Jezus bewees dat o.a. met de opstanding van Lazarus, de zoon van de weduwe en het twaalf jarig meisje.
Allen kwamen op aarde tot leven.
Jezus omschreef de dood als een slaap.
De doden zullen bij het horen van Jezus’ stem uit de dood opstaan.
Zo wordt de zondeval teruggedraaid en kunnen volmaakte mensen eeuwig leven, overeenkomstig Gods oorspronkelijke voornemen.
Jezus bewees hier alleen dat hij de macht had om doden op te wekken.
Aangezien het einde der tijden nog lang niet waren aangebroken, stierven zij en “slapen” tot die tijd is aangebroken.
Ook Daniël toonde aan, dat er na de Romeinse machthebber nog een andere machthebber zou opstaan.
Nadat die vernietigd is, zal de hemelse heerschappij een feit zijn.
In Openbaring staat een verslag van de vernietiging van de koningen der aarde en hun legers.