Ik denk dat de maatschappij erbij gebaat is dat er geen inflatie van het begrip bewijs optreedt. Het is een feit, op basis van de kenmerken van dit dier, dat hij behoort tot de vissen op basis van skelet, schubben en talloze andere kenmerken.Peter64 schreef:Peter79, ondanks alle informatie die er beschikbaar is over de tiktaalik zeg jij zelfverzekerd dat de tiktaalik niets meer is dan een vis.
Dit soort uitspraken, ik kan het haast niet geloven dat een afgestudeerd bioloog dit voor zijn rekening neemt.
Wat maakt dat het meer zou zijn dan een vis? Dat wordt alleen ingegeven door het wetenschappelijke belang. Het is een mogelijke tussenvorm. Ik heb de vrijheid om me daartegenover sceptisch op te stellen. Als je een amfibisch dier zoekt, ga je zoeken op de grens van water en land, want alleen daar kan een amfibisch dier leven.
Van zoogdieren weten we dat ze zowel in het water leven (walvissen, zeehonden), in de lucht (vleermuizen), onder de grond (mollen en molratten), in de bomen (luiaard) en op de grond (de meesten).
Van vogels weten we dat ze zowel in het water leven (pinquins), op het land (struisvogels), als in de lucht (de meesten gebruiken vaak hun vleugels)
Van reptielen weten we dat zowel in het water leven (slangen, krokodillen) als op het land. (De vliegende reptielen, o.a. pteranodon zijn uitgestorven)
Van amfibieën is een grote variatie bekend in het aandeel dat ze in het water dan wel op het land leven en sommige soorten hebben aan een klein plasje regenwater genoeg voor de voortplanting en leven bijna uitsluitend op het land. Anderen leven het hele jaar bij en in het water.
Ook vissen kennen een enorme variatie in levenswijze. Heel bekend is de slijkspringer (genus Periophthalmus), die zijn voedsel zoekt op moddervlakten en in poelen.
Andere strategiën op de grens van water en land zijn dat vissen zich ingraven in de modder als het water wegzakt en tevoorschijn komen als het water weer terugkomt. In NL is de grote modderkruiper daarvan een voorbeeld, een ander voorbeeld zijn longvissen.
Tiktaalik illustreert binnen de vissen dus de grote variatie aan inpassingen die binnen de soortgroep bestaat. Om tussenvormen te zoeken, is het inderdaad het meest logisch om dit soorrt vissen op te zoeken. Maar het vinden is niet genoeg, je moet aantonen dat het ontwikkelingspad naar vierpotigen mogelijk is en werkelijk heeft plaatsgevonden. Zolang dat verhaal er niet is, blijf ik sceptisch tegenover iedere uiting die dit een bewijs noemt.