Hallo Piebe,Piebe 2.2 schreef:Als Timoteüs en de Tessalonicenzen dezelfde visie hadden van de dag van de Heer waarop de mensen uit de graven zullen opstaan zoals die ons altijd geleerd is, dan had niemand hen er ooit van kunnen overtuigen dat de opstanding reeds had plaatsgehad. De suggestie is lachwekkend.Piebe 2.2 schreef:Laten we het eens omdraaien. Als op de dag van de Heer de wereld vergaat, hoe kon Timoteüs dan ooit overtuigd worden dat die dag geweest was? Het enige wat hij hoefde te zeggen als iemand iets dergelijk beweerde was: "Kijk om je heen! De aarde bestaat nog steeds. De tijd duurt voort. Het is duidelijk dat de dag des Heeren niet gekomen is!" Als de opstanding is wanneer alle fysieke graven open gaan en Jezus lichamelijk, zichtbaar daalt op een wolk met het geluid van een trompet: hoe kon men dan ooit iemand overtuigen dat het al was gebeurd?Biker schreef:2Tim2 :
17 En hun woord zal zich uitzaaien als kanker; onder hen bevinden zich Hymeneüs en Filetus.
18 Zij zijn van de waarheid afgeweken door te beweren dat de opstanding reeds heeft plaatsgevonden, en breken het geloof van sommigen af.
Zou het kunnen dat de traditionele interpretatie van de dag van de Heer onjuist is, dat het evenals het tijdstip van de Parousia verkeerd is begrepen?
In het OT oordeelde God zijn vijanden door middel van legers of de natuur. Zie Jesaja 13: 6, 24,34; Micha 1; Zefanja 1; Obadja vers 15; Joël 1-2; Ezechiël 7-10. Deze handelingen werden de dag des Heren genoemd in het OT. Van God werd gezegd dat hij zou komen, zelfs op de wolken, zie Jesaja 19. En David beschreef zijn bevrijding uit de handen van zijn vijanden in taal die klinkt alsof het fysieke universum werd vernietigd en God zelf uit de hemel kwam, 2 Samuel 22. Uit al deze passages blijkt dat de term de dag des Heren niet gebruikt wordt om te verwijzen naar een later tijdstip waarop de kosmos op catastrofale wijze eindigt, maar veelmeer om het handelen Gods figuurlijk te beschrijven.
Jouw duiding spreekt mij zeer aan. In de Levant was het van oudsher gebruikelijk om taalkundig te spreken in beeldspraak om een geschiedenis te beschrijven of een boodschap over te brengen, daarbij gebruikmakend van, in onze optiek, een grote mate van overdrijving. Wij wijken onderling sterk af over hoe de bijbel in het totaal geinterpreteerd dient te worden, maar op meer detail niveau lees ik jouw exegese met veel instemming. Het probleem is in mijn optiek dat in de latere Griekse Westerlijk georienteerde wereld deze figuurlijke beeldspraak werd vertaald naar letterlijkheid. Zie in dit verband ook de grote worsteling in de oudheid rond de invulling van de betekenis "" Zoon van God "'. Hans Kung heeft daar over geschreven, althans zo herinner ik mij dat.