Inktvlam schreef: 18 sep 2018, 21:35
Zolderworm schreef:Je kunt natuurlijk ook een onderscheid maken tussen Pablo Escobar als meedogenloze moordenaar en Pablo Escobar als zorgzame huisvader, en vervolgens zeggen: wij gaan alleen uit van Pablo Escobar als zorgzame huisvader, en vinden hem een prima kerel.
Dan ontdek je tot wat voor soort kromme redeneringen theologie kan leiden.
Dit slaat nergens op. Alsof God naar willekeur hele volken ombrengt. Wij hebben toch ook IS aangevallen en gebombardeerd. En we vonden het allemaal prima.
Ik geloof niet dat God onrechtvaardig is. De Joden bijvoorbeeld moesten 400 jaar (Gen.15:13) in Egypte wachten voor zij het beloofde land konden binnentrekken. Er staat vermeld: “want eerder is de maat der ongerechtigheid der Amonieten niet vol” (Gen.15:16). Omdat God rechtvaardig is, kon Hij niet zomaar de andere volken verdrijven. Maar na 400 jaar afgoderij en kinderoffers was “de maat vol” voor de Amorieten en strafte God hen voor hun zonden door hun land aan Israël te geven. God is rechtvaardig, zowel ten opzichte van zijn verbondsvolk, als ook ten opzichte van de heidense volkeren. Dat hij niet met twee maten meet, blijkt bijvoorbeeld uit 2 Koningen 21:9-11. Toen koning Manasse nog “meer kwaad” bedreef dan de Amorieten hadden gedaan, werd ook Gods volk hiervoor getuchtigd. Zoals Hij met de Amorieten had gehandeld, handelde Hij ook met zijn verbondsvolk.
Lekker iedereen over de kling jagen. Echt rechtvaardig.
(1 Samuel 15:3) Ga nu heen, en sla Amalek, en verban alles, wat hij heeft, en verschoon hem niet; maar dood van den man af tot de vrouw toe, van de kinderen tot de zuigelingen, van de ossen tot de schapen, van de kemelen tot de ezelen toe.
(1 Samuel 5:9) En het geschiedde, nadat zij die hadden rondom gedragen, zo was de hand des HEEREN tegen die stad met een zeer grote kwelling; want Hij sloeg de lieden dier stad van den kleine tot den grote….
(Jeremia 13:14) En Ik zal hen in stukken slaan, den een tegen den ander, zo de vaders als de kinderen te zamen, spreekt de HEERE; Ik zal niet verschonen noch sparen, noch Mij ontfermen, dat Ik hen niet zou verderven.
(Ezechiel 9:5-6) Maar tot die anderen zeide Hij voor mijn oren: Gaat door, door de stad achter hem, en slaat, ulieder oog verschone niet, en spaart niet! Doodt ouden, jongelingen en maagden, en kinderkens en vrouwen, tot verdervens toe;
(Numeri 21:34-35) De HEERE nu zeide tot Mozes: Vrees hem niet; want Ik heb hem in uw hand gegeven, en al zijn volk, ook zijn land; en gij zult hem doen, gelijk als gij Sihon, den koning der Amorieten, die te Hesbon woonde, gedaan hebt.
En zij sloegen hem, en zijn zonen, en al zijn volk, alzo dat hem niemand overbleef; en zij namen zijn land in erfelijke bezitting.
(Jozua 8:7-8) Dan zult gijlieden opstaan uit de achterlage, en gij zult de stad innemen; want de HEERE, uw God, zal ze in uw hand geven.
En het zal geschieden, wanneer gij de stad ingenomen hebt, zo zult gij de stad met vuur aansteken; naar het woord des HEEREN zult gijlieden doen; ziet, ik heb het ulieden geboden.
(Jozua 8: 19, 21, 22, 24, 25, 27) Toen sprak de HEERE tot Jozua: Strek de spies uit, die in uw hand is, naar Ai, want Ik zal hen in uw hand geven. Toen strekte Jozua de spies, die in zijn hand was, naar de stad aan.
Toen rees de achterlage haastelijk op van haar plaats, en zij liepen toe, met dat hij zijn hand uitgestrekt had, en kwamen aan de stad, en zij namen ze in, en zij haastten zich, en staken de stad aan met vuur.
En Jozua en gans Israël, ziende, dat de achterlage de stad ingenomen had, en dat de rook der stad opging, zo keerden zij zich om, en sloegen de mannen van Ai.
Ook kwamen die uit de stad hun tegemoet, zodat zij in het midden der Israëlieten waren, deze van hier en gene van daar; en zij sloegen hen, totdat geen overige onder hen overbleef, noch die ontkwam.
En het geschiedde, toen de Israëlieten een einde gemaakt hadden van al de inwoners van Ai te doden, op het veld, in de woestijn, in dewelke zij hen nagejaagd hadden, en dat zij allen door de scherpte des zwaards gevallen waren, totdat zij allen vernield waren; zo keerde zich gans Israël naar Ai, en zij sloegen ze met de scherpte des zwaards.
En het geschiedde, dat allen, die te dien dage vielen, zo mannen als vrouwen, waren twaalf duizend, al te zamen lieden van Ai.
Alleenlijk roofden de Israëlieten voor zichzelven het vee en den buit derzelver stad, naar het woord des HEEREN, dat Hij Jozua geboden had.
(Deuteronomium 7: 23-24) En de HEERE zal hen geven voor uw aangezicht, en Hij zal hen verschrikken met grote verschrikking, totdat zij verdelgd worden.
Ook zal Hij hun koningen in uw hand geven, dat gij hun naam van onder den hemel te niet doet; geen man zal voor uw aangezicht bestaan, totdat gij hen zult hebben verdelgd.
(Numeri 15:33-36) Als nu de kinderen Israëls in de woestijn waren, zo vonden zij een man, hout lezende op den sabbatdag.
En die hem vonden, hout lezende, brachten hem tot Mozes, en tot Aäron, en tot de ganse vergadering.
En zij stelden hem in bewaring; want het was niet verklaard, wat hem gedaan zou worden.
Zo zeide de HEERE tot Mozes: Die man zal zekerlijk gedood worden; de ganse vergadering zal hem met stenen stenigen buiten het leger.
Toen bracht hem de ganse vergadering uit tot buiten het leger, en zij stenigden hem met stenen, dat hij stierf, gelijk als de HEERE Mozes geboden had.