Even een kleine reactie. Het is moeilijk overal diep op in te gaan aangezien ik het boek niet gelezen heb.Peter79 schreef: 1. Wat is het wetenschappelijk verklaringsmodel van ID?
a. Ofwel: Hoe werkt ID precies?
Behe kondigt zijn 2e hoofdstuk zo aan (p. 38): We ‘ll start in the next chapter by examining a handful of stunning biological wonders for which any theory of life must account. Hij bespreekt daar als voorbeelden verschillende vormen van versnellingen in de poten van sprinkhanen, het oog, magnetische gevoeligheid (zintuiglijk) van bacteriën en voortbeweging van bacteriën, en de regulatie van processen op moleculair niveau. Hij sluit dit hoofdstuk met de volgende woorden af:
The complexity of living systems demands explanation because they do something, they work, they’re functional. For millennia the eye has been a paradigm of teleology in life - something that has an indisputable purpose. Although they have been discoverded just recently, the same goes for the other systems described in this chapter - insect gears, tank treads, and the like; the purposeful arrangement of their parts is crystal clear. They aren’t exceptions; the more research proceeds, the more and more deeply into life teleology can bes een to penetrate. So what accounts for the stark purposiveness of the machinery of life? (p. 63)
In de hoofdstukken 3 t/m 5 worden de bestaande theorieën besproken. Bekende stof, maar geen uitwerking van ID. Die uitwerking volgt evenmin in de hoofdstukken 6 t/m 8.
In hoofdstuk 9 komen in elk geval de begrippen die in ID-kader genoemd worden ter sprake: functional complexity p.227 (al 50 jaar voor Darwin naar voren gebracht door Paley) en irreducible complexity (p. 229). Het argument van functional complexity zoals naar voren gebracht in 1871 door St. George Mivart: A keystone of his argument was that the beginning stages of complex structures such as the eye would have had nou se and therefor would not have been selected. Sure, Mivert and other skeptics agreed, once a structure was in place, Darwin’s mechanism could kick in and modify it to a greater or lesser extent. But formation of the initial system was beyond its capabilities.(p. 228).
Bij Irreducible complexity hoort het voorbeeld van de muizenval, dat Behe in zijn eerdere boek Darwin’s black box daarvoor gebruikte. Een simpele muizenklapval bestaat in de basis uit zes onderdelen waarvan elk onderdeel nodig is om de specifieke functie van muizenval te kunnen vervullen. Dit is een complex iets dat niet te reduceren is, zonder dat de val zijn functie verliest. Haal één onderdeel weg en de val functioneert niet meer, ook niet een beetje. Door de jaren heen heeft men dit voorbeeld geprobeerd te ontkrachten, tot (het in mijn ogen absurde) argumenten als: “Demonstrate,” they insist, that a functioning trap “could not possibly” arise gradually; prove that it’s somehow logically impossible. But that’s a completely unsuitable standard. Although it uses logic, science judges the success of a theory by the weight of empirical evidence. The appropriate straighforward criterion is this: if there are good physical reasons to think Darwinian routes wouldn’t work and if after a diligent search no evidence is found that they do, then the theory has failed. There’s no obligation to pretend otherwise, no requirement to hunt forever for the Loch Ness monster. Here ’s a critical implication of the mousetrap problem: if even comparatively simple machinery is irreducibly complex, then, except for the very simplest, pretty much all machinery is too. (p. 232).
Deze twee begrippen geven aan dat mutatie en selectie samen zonder hulp van een andere factor niet de complexiteit kunnen verklaren, maar geven nog niet aan wat ID is en welk perspectief dat biedt. Dat zou na 9 hoofdstukken moeten komen in hoofdstuk 10:
The failure of Darwin’s mechanism as an explanation for the evolution of all but the lowest levels of biological classification reopens the primordeal question of what does account for the elegance and complexity of life. My answer appears mainly in Part IV (the final chapter) (Introduction p. 11).
Behe zegt: “The complexity of living systems demands explanation”. Helemaal mee eens, maar iets ‘eisen’ betekent niet ‘hebben’. Het ziet er naar uit dat de wil (eis) groter is dan wat men eigenlijk heeft. Zoals ik het lees geeft Behe dan ook geen wetenschappelijke oplossing. Maar het zijn wel interessante vragen voor de ET. Het voorbeeld van de muizenval heb ik vaker gehoord. Hoewel de muizenval niet werkt als er een onderdeel wordt weggelaten, zou het kunnen zijn dat die andere onderdelen een andere functie kunnen hebben zoals een paperclip (dat is een verweer dat ik een keer gehoord heb). Of werkt de analogie niet, omdat het een ander soort mechanisme is. Ik weet het niet.
Die argumentatieketen lijkt me interessant. Misschien zou jij die op kunnen zetten ipv Behe. Ik ben dan geen bioloog, maar ik ben wél ontwerper.Peter79 schreef: Deel IV heet Solution
Behe (p. 257): If neither Darwin’s nor any other proposed physical mechanism accounts for the elegant structures of life, what does? To answer that question, this final chapter will radically shift focus from the surface level of science to its philosophical root. Failure to recognize the conspicuous explanation for life is due wholly to the explicit denial by evolutionary biology and other contemporary scholarly disciplines of the necessary foundation for any kind of knowledge - that the mind is real.
Ik probeer te begrijpen wat Behe zegt. De evolutietheorie van Darwin heeft als elegantie dat wat we vandaag de dag zien als micro-evolutie niets anders is dan het proces dat de huidige biodiversiteit heeft laten ontstaan uit de eerste oercellen. Dat betekent dat alle bovenliggende complexiteit, waaronder die van de brein en de vernuftige wetenschap niets anders is als de werking van moleculen. As Lewis Caroll’s Alice might phrased it: “You’re nothing but a pack of neurons.”(p.258) Maar daardoor is “the mind” een illusie geworden. Het is daardoor ook een blinde vlek, waar we niet meer mee rekenen.
Maar het argument om dan “the mind” mee te laten doen, lijkt voor Behe iets te zijn van: het kan niet anders dan dat … Hij zegt (p. 258): How did science - the very discipline we use to understand the physical world - get tot the bizarre point where some otherwise very smart people use it to deny the existence of mind. Het kan zijn dat ik er over heen lees, maar het lijkt alsof Behe dit verwerpt uit onbegrip. Terwijl hij juist hier volgens mij kansen laat liggen om toch een argumentatieketen op te bouwen. ID zou, naar wat ik op internet gelezen heb, geïnspireerd zijn op de Informatietheorie, waarin informatie iets reëels is, ondanks dat het niet materieel is. Sowieso leven we in een samenleving met veel technologie, informatie, architectuur, etc, disciplines die allemaal bouwstenen zouden kunnen leveren om na te denken over design.
Verder over “the mind”. Behe zegt: We know by introspection that we ourselves have a mind, but how do we know that any other mind exists? en As the eighteenth-century philosopher Thomas Reid explained, we infer the existence of other minds from their observable effects. Alas, we can’t read minds. We have no direct access to them. So we must use our senses to see, hear, feel, or otherwise detect what some other intelligence has done, in the same way that we use our senses to discern anything about the world outside our own minds - the same way that science investigates anything about the world. En wanneer herken je dan intelligentie? Behe gebruikt dan onder meer een voorbeeld uit de film Planet of the Apes. Eén van de astronauten wordt gevangen door de apen, maar op het moment dat zijn keel weer genezen is, kan hij praten/roepen in de taal van de apen en wordt hij door de apen herkend als intelligent wezen. Behe beschouwt als sleutel: because minds can choose to order whatever is within their power to manipulate, intelligence is detected by perceiving a purposeful arrangement of parts. That is the way, the only way, that we can discern the existence of other minds and their intelligence. (p. 262)
Dus wat is het wetenschappelijk verklaringsmodel van ID? In dit boek vind ik niet een verklaringsmodel. Ik vind er een kritische doordenking van ET van wetenschappelijk niveau (niets pseudowetenschap) en een alternatieve verklaring die nog niet eens rudimentair een alternatief onderzoeksprogramma biedt. Het is meer een antwoord aan Darwin - zo kan het niet - en dus zijn we terug bij de teleologie.
Het laatste stuk doet me denken aan het probleem van solipsisme: hoe bewijs ik dat er buiten mijn bewustzijn een externe wereld is? We moeten het hebben van de ervaringen. Dat geldt ook voor wetenschap. Maar dat is filosofie ipv wetenschap. Vooralsnog geen wetenschappelijk verklaringsmodel uit de hoek van ID.