Volgens Richard Carrier niet, die volgens mij best wel overtuigend is. Het spreekt ook voor zich als je beseft dat het evangelieverhaal in de grond feitelijk een inwijdings-mysterie-verhaal is. Waarom zou er een persoon geweest zijn die precies dat beleeft wat in het inwijdings-mysterie-verhaal wordt beschreven?Mart schreef: ↑17 apr 2020, 13:45Het is waar dat alle boeken en brieven in de christelijke Canon pseudepigrafisch zijn (op 7 brieven van de Romein Paulus na), maar het is m.i. nog steeds het meest aannemelijk dat er een historische Jehosjoe'a/Jesjoe'a/Hosje'a/Jesjoe heeft bestaan en dat sommige aspecten uit de bijbelverhalen een historische basis hebben. De uitspraak ''Jezus heeft nooit echt bestaan'' lijkt me wat te voorbarig.Zolderworm schreef: ↑17 apr 2020, 11:46 Jezus heeft nooit echt bestaan. Mensen die over hem geschreven hebben hadden het alleen maar van horen zeggen. Zij zijn zelf nooit ooggetuige geweest. Alles wat hij zogenaamd gezegd heeft, heeft (hoogstwaarschijnlijk) iemand anders verzonnen veertig jaar na z'n zogenaamde dood. Hoe kan iemand veertig jaar na de dood van Jezus zich nog precies herinneren wat Jezus allemaal gezegd en gedaan heeft (indien hij wel echt heeft bestaan)? Het kan niet.
De maagdelijke geboorte is de schepping van een nieuw ik, als vereniging van bewuste en onbewuste, dat willen zeggen: de schepping van de nieuwe mens zonder conceptie van buiten af.
Voorts is de stal, of oorspronkelijk de grot, de baarmoeder: het onbewuste in zijn plastisch-creatieve aspect, de duistere scheppingskracht van het onbewuste, waar onder meer de krachten huizen die behoren tot de diepste gronden van de natuur in ons, en die gesymboliseerd worden door de dieren in de stal.
Het kind is het aarzelende begin van het transformatieproces. Er is een eerste verbinding tussen bewuste ik en onbewuste. Maar er moet nog heel wat gebeuren voor een volledige integratie wordt bereikt, voor de glorieuze wedergeboorte een feit is geworden.
Het leven te midden van de wereldse beslommeringen trekt het bewuste ik telkens weer weg van het contact met het onbewuste en zo dreigt de kindermoord; er loert het gevaar dat het aarzelende begin weer teniet wordt gedaan. En dit op bevel van Herodes, heer van de Aarde.
De vlucht naar Egypte is de redding, het land van de innerlijke mysteriën; totdat de binding met het onbewuste zich meer gevestigd heeft.
In de woestijn is de mens op zichzelf aangewezen, dat wil zeggen: op de inhoud van het onbewuste. Later zal Jezus veertig dagen vasten in de woestijn, zich niet bezighouden met de uiterlijke wereld.
In de kabbala kennen we de barre tocht door de woestijn, van Yesod, de beeldentuin van het onbewuste, naar Tipharet, het centrum van licht en harmonie, het centrum van integratie van bewuste ik en onbewuste.
Wie de woestijn betreedt, verlaat de wereld om zich heen, maar ervaart nog niet het Zelf. Hij ervaart een wirwar van (in dat stadium) chaotische beelden vanuit het onbewuste, zonder dat hij een houvast heeft, noch in de wereld (die hij heeft verlaten), noch in het Zelf (dat hij nog niet ervaart).
In de woestijn ontmoet de mens de Satan, de schaduw, dat wat hij in het verleden heeft verdrongen, in het bijzonder de sterke instinctieve krachten vanuit de natuur, die in het onbewuste huizen. En deze krachten betekenen nu een geweldige verleiding voor de mens. Maar hij zal er toch weerstand aan moeten bieden, wil hij (dat wil zeggen: het bewuste ik) er niet volledig door verslonden worden. De transformatie zou dan op een verkeerd spoor geraken omdat de bruidegom (het bewuste ik) zich door de bruid (het onbewuste) laat vernietigen.
Overgave aan de instinctieve kracht, de libido, houdt de belofte in van een wereld vol glitter en glamour, vol valse schoonheid. Het is de wereld van Eros, die de inwijdeling maar al te gemakkelijk kan wegleiden van het ware doel: de transfiguratie. De draak (het verslindende aspect van het onbewuste) moet overwonnen worden.