https://www.lazarus.nl/artikel/2018/08/ ... uel-rutten
Het zijn is en het niet-zijn is niet. Het is dwaas om te zeggen dat het niet-zijnde ís en het is een dwaling om te beweren dat het zijnde níet is.
Daar gaan we het nog wel eens over hebben.
Het niet-zijn of het niet-zijnde is niet en kan dus niet gedacht worden.
Eens, alleen iets wat
vorm-is kan gedacht worden.
We blijven immers geheel binnen de sfeer van het zijn wanneer we van Sabrina zeggen dat ze een vrouw is. Zowel Sabrina als de eigenschap vrouw-zijn behoren tot het zijn. Sabrina participeert in het zijn omdat vrouw-zijn een modus is van het zijn. Maar wat leert het dictum van Parmenides ons dan over zoiets als ware negaties? Wie bijvoorbeeld zegt “Sabrina is niet een man” lijkt te spreken over een niet-zijn.
Maar wat is er dan in positieve zin het geval wanneer iets naar waarheid wordt ontkend? Wat maakt het – anders gezegd – waar dat Sabrina geen man is? Correspondeert de uitspraak ‘Sabrina is niet een man’ met zoiets als een negatief feit? Dat zou toch juist een flagrante schending van het dictum van Parmenides zijn?
Neem weer de uitspraak dat Sabrina geen man is. Volgens zijn eerste suggestie is het waar dat Sabrina geen man is, omdat al haar eigenschappen verschillen van de eigenschap man-zijn. Niet-zijn wordt zo geïnterpreteerd als verschillend-zijn.
Eens. In deze interpretatie is niet-zijn verschillend zijn. Niet iedere negatie is hetzelfde.
Wat niet coherent gedacht kan worden bestaat op grond van het dictum van Parmenides niet. Want alles wat denkbaar is, behoort tot het zijn. Vierkante cirkels bestaan dus niet. Ze zijn contradictoir en kunnen dus niet eens gedacht worden.
Hier begin ik een beetje af te wijken van Parmenides. Alles wat denkbaar is behoort tot het 'zijn'. Akkoord. Maar het omgekeerde:
"Wat niet coherent gedacht kan worden bestaat niet", daar ben ik het niet mee eens.
[ Dan volgt er een stukje over potentieel bestaan en actueel bestaan wat wel interessant op zich is, maar te uitgebreid om te quoten]
Maar niets bestaat tegelijkertijd actueel en potentieel.
Oneens. Maar daar kom ik op terug.
De gedachte aan Sabrina is niet Sabrina.
Klopt, de gedachte aan Sabrina is een denk-object. Sabrina zélf is het object.
Wat zijn de waarheidscondities van de uitspraak dat iets potentieel bestaat?
Een vierde optie is dat potentieel bestaan een geheel unieke oorspronkelijke zijnswijze is welke op geen enkele wijze tot een andere reeds bekende zijnswijze herleid kan worden. De zijnswijze van het potentieel bestaan is enig in zijn soort. Het is een eigenstandige categorie van zijn. Deze sui generis (eigen in zijn soort) optie zouden we alleen moeten omarmen als er geen andere opties meer zijn.
Optie 1-2-3 waren afgevallen, maar optie 4 is wat mij betreft bespreekbaar.
Maar er is nog een vijfde optie. Iets bestaat potentieel wanneer het als ongerealiseerde Aristotelische vorm bestaat. De Aristotelische wezensvormen kennen immers twee zijnsmodi. Een vorm kan potentieel bestaan en vervolgens overgaan in een toestand van daadwerkelijk gerealiseerd en dus actueel bestaan. Uitgaande van de vormenleer van Aristoteles komt het zeggen dat eenhoorns potentieel bestaan dus neer op zeggen dat de vorm eenhoorn potentieel en niet actueel bestaat. Zo beschouwd is uiteindelijk Aristoteles en niet Plato de werkelijke erfgenaam van Parmenides.
Hier verkoopt Emanuel Rutten kletskoek. Iedere
vorm bestaat alleen wanneer deze gerealiseerd is. Neem jezelf. Jij als vorm bestond voor de conceptie potentieel, maar op dát moment -voor je conceptie dus- bestond jij alleen potentieel. Niemand wist van jou als vorm af. Het is op dat moment (Let op, hier bevinden we ons in de tijd) een vorm welke alleen potentieel bestond. Over een realisatie van jou als vorm viel niks te zeggen.
(Even terzijde: Emanuel Rutten voert hier een Godsbewijs op en beschouwt God als een vorm. Uiteraard verwerp ik dat als notoire God-ontkenner, maar ook door Rutten's vorm-ballonnetje door te prikken. Vandaar ook zijn voorkeur voor Aristoteles en niet voor Plato. Zo zien we hoe Rutten als gelovige naar zichzelf toe-filosofeert en denkt in de Aristotelische vorm.)
Vormen bestaan dus alleen in de tijd (actueel). Je kan natuurlijk beweren dat 6 miljard jaar geleden de aarde potentieel bestond. Maar dat weet je alleen pas als de aarde daadwerkelijk is samen geklontert en ontstaan (zijn) is.