Mart schreef: ↑26 dec 2020, 16:54
Balthasar schreef: ↑26 dec 2020, 13:43
Mart schreef: ↑25 dec 2020, 13:36
Maar wellicht heeft Carrier een punt dat de frase ''
die Christus werd genoemd'' niet authentiek is.
Nee dat heeft-ie niet, want de tekst leest uitstekend als tekst van Josephus, en Carrier heeft een zeer gecompliceerde hypothese met als resultaat een tekst die minder goed past bij Josephus' schrijfstijl.
Dat vind ik wat te stellig geconcludeerd. Er zijn namelijk argumenten voor en tegen te geven, waarbij ik de argumenten vóór ietwat de overhand vind hebben: de passage over Ja'akov leest niet slechts prima als tekst van Josefus, maar ook de kerkvader Origenes haalt deze passage aan en zegt verwonderd te zijn dat Josefus Jezus niet als messias zag, hetgeen vreemd zou zijn zonder enige referentie naar Jezus door Josefus. De frase ''
τοῦ λεγομένου Χριστοῦ'' kan simpel een neutrale duiding zijn om onderscheid te maken tussen deze Ἰησοῦς en de vele andere naamgenoten uit die tijd: het betreft de Jezus, die door zijn volgelingen als messias beschouwd werd. Zo komt het op me over.
Aan de andere kant staat, dat het contrast in toon waarmee Josefus de hogepriester Ananus in deze passage beschrijft (impulsief en negatief) en zoals hij Ananus in Joodse Oorlogen beschrijft (voorichtig en positief). Vergelijk de passage eens met Joodse Oorlog,
boek 4, hoofdstuk 5:2, waar Ananus juist zeer positief werd beschreven. Het contrast springt in het oog.
Waarom staat dat 'aan de andere kant'? Het is bekend dat Josephus soms in zijn Oudheden een heel andere spin aan gebeurtenissen geeft (of een andere selectie maakt) dan in de Joodse Oorlog. Dus het verschil zegt niets over de authenticiteit van de tekst.
Voor een historische beoordeling maakt het wel uit, maar volgens mij wijst dat eerder naar het verhaal de Joodse Oorlog als een verfraaiing van de geschiedenis, want daar is Ananus voor Josephus belangrijk als matigende invloed en leider tegen de extremisten, en dus ook als 'mouthpiece' van Josephus zelf (hij legt hem een redevoering in de mond). Het komt hem goed uit om Ananus als een topkerel neer te zetten in de context van de opstand zelf - let wel, dit was enkele jaren na zijn korte hogepriesterschap. In de Oudheden is er veel meer sprake van een sec verslag van opeenvolgende gouverneurs, en dan moet Josephus verklaren hoe het komt dat Ananus maar drie maanden hogepriester was. Als je dus de tendensen van Josephus' geschriften herkend, is het duidelijk waar hij de boel positief of negatief bijkleurt. Er is niets vreemd aan dat Josephus Ananus prijst voor zijn rol in de strijd om Jeruzalem, terwijl hij kritiek laat doorschemeren in zijn verhaal over Ananus' ongelukkige hogepriesterschap enkele jaren eerder.
Er is hier dus niets aan de hand t.a.v. de authenticiteit van de teksten zelf.
En ander - m.i. redelijk sterk - argument is, dat Josefus veel messiaanse claimanten noemt in z'n werken, maar nooit de term 'Christos' hanteert, behalve – opvallend genoeg - in de passages die over Jezus gaan. Dat Josefus als pro-Romeins geschiedschrijver de term 'Christos' niet gebruikt, lijkt me, gezien de politieke lading van de term, niet onredelijk.
Weer een ander argument is, dat de term λεγομένου niet alleen 'zogenaamd' hoeft te betekenen in de frase λεγομένου Χριστοῦ (... zogenaamde messias) -- een betekenis die een Christelijke schrijver inderdaad nooit zo zou hebben ingevoegd. Het kan 'genoemd' of 'gezegd te zijn' betekenen, hetgeen opvallend zo is verwoord in Mattheus 1:16, Mattheus 27:17, Mattheus 27:22 en Johannes 4:25, hetgeen als enigszins verdacht kan worden beschouwd.
Maar dat laatste valt weg te strepen tegenover het feit dat het gewoon Josephiaans taalgebruik is. Een christen zou bovendien zeggen dat Jezus (de) Christus
is (de NT-voorbeelden komen uit specifieke literaire contexten die niet het alledaagse christelijk taalgebruik reflecteren).
Weer een andere vraag die opkomt, is wat de schrijver van de passage zou hebben bewogen het Jezus-idee voorop te stellen door het voorafgaand aan het Jakobus-idee te plaatsen.
Je bedoelt de formulering 'de broer van Jezus, die Christus wordt genoemd, Jakobus was zijn naam, ...'. Dit is gewoon Josephus' taalgebruik. Hij geeft eerst het relevante voor het verhaal, en als niet noodzakelijk extraatje de naam. Bijv. in Oudheden 18.40 gaat het over Fraätes. Deze man had, zegt Josephus, een Italiaanse slavin, haar naam was Thermousa. Hier is het feit dat ze een Italiaanse slavin was relevant, dat ze Thermousa heette is een leuk extraatje maar had weg kunnen blijven. Zo ook hier: de lezers kunnen 'de broer van Jezus die Christus wordt genoemd' goed plaatsen, dat-ie Jakobus heette is een leuk extraatje maar had hij net zo goed weg kunnen laten. Bij hogepriesters en koningen is dat iets anders, omdat die meestal gewoon bekend zijn bij hun eigennaam met een patroniem.
Nog een ander argument is, dat de derde eeuwse theoloog Origenes in
Contra Celsum 1:47 schreef dat Josefus geloofde dat de val van Jeruzalem was te danken aan de executie van Ja'akov, terwijl dat helemaal niet in Joodse Oudheden staat. Deze informatie zal zijn tussengevoegd in de versie van Origenes. En hoewel deze versie niet bewaard is gebleven, lijkt het er sterk op dat christenen – net als met het Testemonium Flavianum over Jezus – met Josefus' werken hebben geknoeid. Ook hier heeft een eventueel christelijke interpolatie een duidelijk motief.
Interpolatie is een overbodige hypothese om Origenes' opmerking te verklaren. Origenes geeft zijn eigen interpretatie van Josephus en het gaat veel te ver daaruit iets te halen over het manuscript dat Origenes gebruikte.
De passage leest bovendien eveneens heel natuurlijk zonder de toevoeging van Jezus – niets gaat verloren indien Jezus' naam wordt verwijderd. Aangezien het verhaal met name over Ananus gaat en niet zozeer Ja'akov, is er geen reden een extra kwalificatie toe te voegen aan Ja'akov. Een christelijke interpolatie heeft daarentegen een duidelijke beweegreden. En het is evenmin geheel helder waarom τοῦ λεγομένου Χριστοῦ nodig zou zijn om te verduidelijken wie de betreffende Ἰησοῦς zou zijn, aangezien zijn lezers wellicht weinig meer over Jezus dan over Ja'akov zouden hebben geweten.
Dit klopt niet. Josephus introduceert zelden nieuwe personages zonder deze identificeerbaar te maken. Dus met een patroniem, een andere familiebetrekking, of een functieomschrijving. Het zou juist vreemd zijn als Josephus dat hier niet had gedaan. Bovendien, in de huidige tekst is het grammaticaal onmogelijk om de referentie aan Jezus eruit te slopen. Dan moet je de hele zin herformuleren - en hoe groter de vermeende ingreep, hoe onwaarschijnlijker het wordt, zeker als je bedenkt dat de huidige formulering helemaal in de stijl van Josephus is.
Simpel stellen dat de frase ''die Christus werd genoemd'' authentiek is, omdat deze uitstekend leest als tekst van Josefus, is me wat te ongenuanceerd; ook al zijn we het erover eens dat de passage over Ja'akov waarschijnlijk authentiek is.
Zoals ik hierboven beargmuenteer, zijn de argumenten tegen authenticiteit erg zwak, en is er weinig reden om de interpolatiehypothese enige credit te geven.