Bastiaan73 schreef: 01 feb 2021, 23:31
Alpha schreef: 29 dec 2020, 15:04
Balthasar schreef: 24 dec 2020, 16:52
Alpha schreef: 10 sep 2019, 12:08
Naar mijn mening is het boek Mattheüs oorspronkelijk in het Hebreeuws geschreven, 8 jaar na Jezus dood. Het is mij niet bekend waarop die conclusie op gebaseerd is, ik kan de motivatie niet vinden.
Dat is onmogelijk, want Matteüs heeft Marcus als bron gebruikt.
Bijbel wetenschappers en Bijbelcritici hebben niet in het algemeen niet de intentie om een objectieve beoordeling over de Bijbel te geven.
Vaak is hun mening negatief en halen ze de Bijbelse waarheid onderuit.
Van Bijbelcritici is bekend dat Julius Wellhausen de gangmaker daarvan is.
Begrijp ik het goed dat je zegt dat een objectieve beoordeling alleen kan zijn dat de Bijbel de waarheid is?
Julius Wellhausen is slechts een van de vele bijbelwetenschappers uit de 19e/20e eeuw.
Mattheüs ook wel Levi genoemd, werd met Pascha 31 n.C. door Jezus uitgekozen. Hij was één van de 12.
Johannes Markus kwam pas in beeld toen Jezus in Gethsemane werd gearresteerd, hij was vermoedelijk de vluchtende jonge man. Pas in het jaar 44 n.C. werd hij in de Bijbel vermeld.
Hand 12:25 Nadat Barnabas en Saulus hun taak hadden vervuld door hulp te bieden in Jeruzalem, gingen ze terug. Ze namen Johannes met zich mee, die ook Markus werd genoemd. NWV.
Mattheüs schreef zijn evangelie rond 41 n.C. Beschreven periode2 v.C - 33 n.C.
Markus schreef zijn evangelie tussen 60 - 65 n.C. Beschreven periode 29 - 33 n.C.
Wellhausen was een criticus, die de „bronnentheorie” bedacht.
Deze "hogere" bijbelkritiek is uitermate „speculatief en hypothetisch” en veroorzaakt alleen maar twijfel.
The Jewish Encyclopedia merkt twee zwakke punten in de Wellhausense theorie op: „De argumenten waarmee Wellhausen de hele groep contemporaine bijbelcritici bijna volledig heeft gefascineerd, zijn gebaseerd op twee veronderstellingen: ten eerste dat het ritueel omvangrijker wordt naarmate de religie zich ontwikkelt; ten tweede dat oudere bronnen zich noodzakelijkerwijs met de vroegere stadia van de rituele ontwikkeling bezighouden. De eerstgenoemde veronderstelling strookt niet met het bewijsmateriaal dat door primitieve culturen geleverd wordt, en de laatstgenoemde vindt geen ondersteuning in het bewijsmateriaal dat afkomstig is van rituele codes zoals die van India. Wellhausens zienswijzen berusten bijna uitsluitend op een letterlijke analyse en zullen aangevuld moeten worden met een onderzoek vanuit het gezichtspunt van de institutionele archeologie."
Hoe komt het dat de hogere kritiek, als ze toch zo zwak staat, thans onder intellectuelen zo populair is?
Omdat ze hun dingen vertelt die zij graag horen.
Gedetailleerde informatie kan je vinden op:
https://www.jw.org/nl/bibliotheek/boek ... an-mensen/
Op welke grond neem jij aan dat de versie van het evangelie die aan Matteüs wordt
toegeschreven daadwerkelijk door de apostel Matteüs is geschreven?
Het Evangelie volgens Matteüs vermeldt geen auteur. In de christelijke traditie wordt de apostel Matteüs als auteur beschouwd. Die apostel was een Joodse tollenaar - een belastingontvanger - die een discipel van Jezus Christus werd. De vroegste melding van Matteüs als auteur vinden we bij Eusebius die in zijn kerkgeschiedenis (323 n.Chr.) Papias aanhaalt die meldt dat Matteüs de logia (woorden, spreuken) van de Heer in de Hebreeuwse taal opschreef.[1] De precieze vertaling en duiding van de melding van Papias levert echter problemen op. Daarnaast suggereert Papias dat de evangeliën van Marcus en Matteüs onafhankelijk van elkaar tot stand zijn gekomen, iets dat vrijwel zeker onjuist is.
De meeste onderzoekers nemen dan ook aan dat deze apostel Matteüs niet de auteur van het evangelie is, en dat het boek geschreven is door een anonieme christen. Er zijn verschillende redenen voor deze aanname. Zo zou het voor de hand liggen dat de apostel zich zou introduceren, of op zijn minst zou zinspelen op het feit dat hij persoonlijk getuige is geweest van een deel van de in het evangelie beschreven gebeurtenissen. Daarnaast is de auteur van het evangelie goed bekend met het Grieks en met de Hebreeuwse Bijbel, twee dingen die we niet direct van een eenvoudige Joodse overheidsambtenaar verwachten. Verder lijkt de theologie van het evangelie meer te passen bij een tweede-generatiechristen dan bij een bekeerling van de eerste generatie. Ten slotte: de meeste onderzoekers gaan ervan uit dat de auteur van Matteüs gebruik heeft gemaakt van het Marcusevangelie. Als de auteur van Matteüs wel een apostel en ooggetuige van het leven van Jezus was, waarom zou hij dan gebruikmaken van de tekst van Marcus, die zelf geen ooggetuige is geweest, zelfs bij het verhaal over zijn (Matteüs') eigen roeping tot discipel?
Men neemt tegenwoordig meestal aan dat de auteur van Matteüs een Jood moet zijn geweest met een sterke betrokkenheid op de Thora - mogelijk een schriftgeleerde - die zich, na Jezus' dood, tot het christendom bekeerde.
Bron:
https://nl.wikipedia.org/wiki/Evangelie ... BCs#Auteur
Veel informatie kan je vinden in de encyclopedie: Inzicht in de schrift.
MATTHEÜS
Een jood, ook bekend als Levi, die een apostel van Jezus Christus werd en het evangelie schreef dat zijn naam draagt. Hij was de zoon van een zekere Alfeüs, en voordat hij een van Jezus’ discipelen werd, was hij belastinginner (Mt 10:3; Mr 2:14). De Schrift onthult niet of Levi al Mattheüs heette voordat hij een discipel van Jezus werd dan wel bij die gelegenheid de naam kreeg of dat hij hem van Jezus ontving toen hij als apostel werd aangesteld.
Naar het schijnt riep Jezus Christus aan het begin van zijn bediening in Galilea (30 of begin 31 n.C.) Mattheüs weg uit het belastingkantoor in of bij Kapernaüm (Mt 9:1, 9; Mr 2:1, 13, 14). ’Alles achterlatend, stond Mattheüs op en ging Jezus volgen’ (Lu 5:27, 28). Misschien om te vieren dat hij was geroepen om Christus te volgen, ’rechtte Mattheüs een groot gastmaal aan’, waaraan zowel Jezus en zijn discipelen als veel belastinginners en zondaars deelnamen. Dat stoorde de Farizeeën en de schriftgeleerden, zodat zij erover begonnen te murmureren dat Christus met belastinginners en zondaars at en dronk. — Lu 5:29, 30; Mt 9:10, 11; Mr 2:15, 16.
Later, na het Pascha in 31 G.T., koos Jezus de twaalf apostelen uit, en Mattheüs was een van hen (Mr 3:13-19; Lu 6:12-16). Hoewel in de bijbel herhaaldelijk gesproken wordt over de apostelen als groep, wordt Mattheüs pas
na Christus’ hemelvaart weer met name genoemd. Mattheüs zag de uit de dood opgewekte Jezus Christus (1Kor 15:3-6), was aanwezig toen Jezus zijn laatste instructies gaf en zag hem ten hemel opvaren. Hierna keerden hij en de andere apostelen naar Jeruzalem terug. Daar hielden de apostelen zich in een bovenvertrek op, en onder hen wordt Mattheüs specifiek genoemd. Hij moet dus een van de ongeveer 120 discipelen zijn geweest die op de pinksterdag in 33 n.C. de heilige geest ontvingen. — Han 1:4-15; 2:1-4.
Een niet uit de bijbel zelf afkomstig bewijs waaruit blijkt dat Mattheüs dit evangelie oorspronkelijk in het Hebreeuws schreef, wordt ons reeds verschaft door Papias van Hiërapolis (2de eeuw n.C.). Eusebius citeerde Papias als volgt: „Mattheüs heeft de uitspraken [van Jezus] in de Hebreeuwse taal bijeengebracht” (Historia ecclesiastica, III, XXXIX, 16). In het begin van de 3de eeuw verwees Origenes naar Mattheüs’ verslag en volgens Eusebius zei Origenes in zijn commentaar op de vier evangeliën: „Eerst werd geschreven het Evangelie volgens Mattheüs, die eens een belastinginner maar later een apostel van Jezus Christus was, . . . in de Hebreeuwse taal” (Historia ecclesiastica, VI, XXV, 3-6). De geleerde Hiëronymus (4de en 5de eeuw n.C.) schreef in zijn werk De viris illustribus (Over beroemde mannen), hoofdstuk III: „Mattheüs . . . stelde . . . in Judea een Evangelie van Christus op in de Hebreeuwse taal en lettertekens ten behoeve van de besnedenen die gelovigen waren geworden. . . . Bovendien is de Hebreeuwse [tekst] zelf tot op de huidige dag in de bibliotheek te Cesarea bewaard gebleven, die door de martelaar Pamphilus zo naarstig is bijeengebracht.” — Vertaling uit de Latijnse tekst onder redactie van E. C. Richardson en uitgegeven in de serie „Texte und Untersuchungen zur Geschichte der altchristlichen Literatur”, Leipzig, 1896, Deel 14, blz. 8, 9.
Door sommigen wordt aangenomen dat Mattheüs zijn verslag na het in het Hebreeuws te hebben samengesteld, wellicht persoonlijk in de Koinè, het algemene Grieks, heeft vertaald.