Petra schreef: 20 apr 2021, 01:20
Dus HOE maak je onderscheid tussen welke achterhaalde bijbelse ideeën wel of niet van toepassing zouden moeten zijn ?
Naar eigen smaak? Of wat binnen de huidige wetgeving past?
Schreef Paulus ook niet over aanpassen naar de Wetten van het land waar men leeft ?!
Dat onderscheid wordt gemaakt door het kerkelijk leergezag, ofwel de geloofstraditie waartoe je behoort, die in elke tijd en cultuur het Evangelie concreet handen en voeten wil geven en daartoe ook de Schrift uitlegt.
In de Schrift kom je zowel universele waarheden over Gods wezen en heilshandelen tegen, als concrete geboden die antwoord gaven op de vragen en noden uit de verschillende tijden waarin de Schrift ontstaan is.
Met name in het OT, die een grotere tijdsspanne beslaat dan het NT, zie je de geleidelijke ontwikkeling van een nomadisch stammenverbond tot een sedentair koninkrijk, waarbij een tribale offercultus steeds meer verdiept werd tot een meer kosmopolitische en morele kijk op God, mens en schepping. En ook steeds monotheïstischer werd.
Daarbij heeft de Babylonische ballingschap een wezenlijke invloed uitgeoefend op de godsdienst, daar destijds ook de eerste verhalen schriftelijk werden vastgelegd en de tempelcultus meer naar de achtergrond verdween ten faveure van de toen ontstane synagogen. In veel van de bijbelse verhalen, psalmen, gebeden en profetieën lees je ook het trauma van de ballingschap terug en de vraag hoe dat zo heeft kunnen gebeuren.
Daar de Schrift echter niet het geloof vormgeeft, maar vanuit een al bestaand geloof op schrift gesteld, geredacteerd en samengesteld is, is het geloof achter de Schrift leidend. Het OT is daarbij ontstaan vanuit het joodse geloof, het NT vanuit het joods-christelijke geloof.
Het geloof van de eerste christenen is dus wezenlijk van belang voor ons, alleen al omdat velen destijds Jezus nog in levende lijve gezien en gehoord hebben en onderwijs kregen van de apostelen zelf. In de vroegste geschriften zien we dan ook al de contouren van de huidige Kerk terug: de eucharistie, het doopsel, de handoplegging, het bidden van het onzevader, de bisschoppelijke leiding, de diakens, etc.
Door de eeuwen heen is dat geloof vervolgens uitgekristalliseerd en verdiept, naar gelang de tijdsgeest, cultuur en kerkelijke twisten of anderssoortige problemen daarom vroegen. Daardoor kennen we ook nu zowel geboden die altijd geldig blijven en aan de basisbeginselen van het christelijk geloof raken, als geboden van meer tijdelijke aard, die in principe door het leergezag aangepast, niet-verplichtend gemaakt of afgeschaft kunnen worden naar gelang (pastorale) noodzaak daarom vraagt.
Vuistregel is dat geboden vanuit de dogma's, sacramenten en
apostolische successie weinig tot geen ruimte toelaten voor wijzigingen, terwijl geboden vanuit de praxis, de algemene spiritualiteit en vanuit vastgestelde volksdevoties (zoals de rozenkrans) daar meer ruimte toe geven en er sowieso meer persoonlijke vrijheid is om naar eer en geweten daarmee om te gaan. Maar ook geboden die al eeuwenlang aangehouden worden en daardoor (informeel) deel van de geloofstraditie zijn geworden, zullen niet snel gewijzigd worden.