Zo deze paar teksten uit Genesis:
Het verhaal is in die zin verwant aan het verhaal van Adam en Eva dat God daar ook wandelde met hen. Weliswaar staat er dat God wandelde “in de avondkoelte” (3:8) maar ik begrijp uit de tekst dat het dagelijks was – dat Hij dus met de beide mensen sprak en ze miste toen ze zich hadden verstopt.Genesis 5: 21-24:
Toen Henoch 65 jaar oud was, verwekte hij Metuselach. En Henoch wandelde met God, nadat hij Metuselach verwekt had, driehonderd jaar, en hij verwekte zonen en dochteren. Zo waren al de dagen van Henoch driehonderd vijfenzestig jaar. En Henoch wandelde met God, en hij was niet meer, want God had hem opgenomen. (NBG’51)
Bij Henoch is dat anders: alle dagen, jaar in jaar uit, wandelde hij met God.
Ik weet niet of jullie naar een programma als “De Wandeling” kijken. Daarin komen vaak bijzondere dingen aan de orde (anders word je vast en zeker ook niet voor dat programma gevraagd denk ik). Af en toe noteer ik uitspraken van mensen bij een toch “vreemde” presentator; vreemd in de zin van: niet vertrouwd. Toch is men heel open.
Hoe moet/zal dat zijn als je elke dag met God wandelt.
Denk eens niet aan de opvatting dat mensen geloven alsof ze met God wandelen, maar dat ze dat letterlijk doen.
Wat moet ik mij voorstellen bij dat ‘wandelen met God’?
Zal ik, zoals bijna altijd als ik loop met iemand anders, mijn pas moeten versnellen, of past God Zijn stappen aan, aan die van mij?
Voor een goed gesprek is vertrouwen nodig. Iemand zei: “Als je samen wandelt hoef je de ander niet aldoor aan te kijken”. Dat kán soms heel bevrijdend zijn, als er teveel is dat je benauwt.
Voor veel mensen is een half uurtje per dag hard lopen of zoals ik zelf regelmatig doe een bepaald rondje wandelen genoeg om het hoofd weer leeg te maken. Is het dat?
In de Joodse traditie is er een verhaal, dat Henoch iedere dag met God wandelde en sprak. Dat die gesprekken steeds dieper werden, tot de dag kwam dat zij zo’n eind gelopen hadden dat God zei: “je bent nu zo vlak bij mijn huis, waarom zou je nog teruggaan – kom bij Mij…”
Zelf heb ik nog wel eens gezegd dat ik met God “een appeltje te schillen heb”. Kan dat? Mag dat als wij het hebben over ‘wandelen met God’? Is ‘wandelen met God' een vertrouwensrelatie?