Nic schreef: ↑23 mei 2021, 09:39Overigens helemaal in de Joods traditie, die zelfs over een letter een hele uitweiding kan geven. B.v. over de eerste letter van de bijbel de B.
Dat betreft midrasj (het uit de context rukken van passages om een idee te verduidelijken) en niet de p'sjat (de contextuele lezing) van de passage. Net als in het Boek Spreuken, waar de wijsheid voorafging aan de Schepping, wordt er op verschillende plaatsen in de Midrasjiem gezegd dat er een aantal cruciale zaken voorafgingen aan de schepping van de wereld: De Troon van Glorie, de Torah, de Tempel, de Patriarchen, Israel, de naam van de Masjiach en t'sjoevah (berouw/terugkeer). De betekenis van deze elementen komt duidelijker naar voren op plaatsen waar ze in de Joodse Geschriften afzonderlijk, los van elkaar, worden genoemd. De Pesikta de-Rav Kahana zegt: "
Tweeduizend jaren, toen de wereld nog niet geschapen was, verbleef de Torah alleen in Mijn aanwezigheid."
Is dit letterlijk bedoeld? Als je de context leest, zie je dat de bedoeling van deze frase NIET is, om te zeggen dat de Torah letterlijk tweeduizend jaar voorafgaand aan de Aarde was geschapen. Rabbi Acha hanteert deze uitspraak slechts als een middel om uiteindelijk te benadrukken dat God ons uit de ballingschap heeft geleid en om het belang van de Torah en de mitswot te onderstrepen.
We weten dat midrasj niet het criterium heeft de T'NaCH letterlijk uit te leggen. Integendeel: midrash gebruikt opzettelijk teksten uit de T'NaCH als een middel om belangrijke concepten te verduidelijken. Bovendien staat er nergens in de T'NaCH dat de Torah tweeduizend jaar voorafgaand aan de Aarde werd geschapen. Hoe komt Rabbi Acha dan tot de uitspraak dat 2000 jaren vóórdat de wereld bestond, de Torah al in God's aanwezigheid verbleef?
Essentieel is dat deze midrash begint met Exodus 20:2 als centraal thema: "
Ik ben de Heer, uw God." De Rabbis halen in deze midrasj aan dat je eigenlijk zou verwachten dat Exodus 20:2 had moeten beginnen met de letter L van de negatieve geboden ("lo …" = "
je zult NIET …"), of eventueel met één van de letters van positieve geboden. Maar het begint daarentegen met de letter Alef van het woord "'anochie." Waarom?
Aangezien niets in de Torah toeval is, en iedere letter op de juiste plaats staat, moet daar een verklaring voor zijn. Deze verklaring wordt door de Rabijnen gegeven. Dit is de HELE drasj, inclusief context (mijn vertaling):
"Wat wordt bedoeld met de letters waaruit het woord 'anochie (uit Exodus 20:2) is samengesteld? Rabbi Acha zei: "
Tijdens de 26 generaties [tussen de schepping en het schenken van de Torah] (10 van Adam tot Noach; 10 van Noach tot Abraham; en 6 van Abraham tot Mozes)
bleef de letter Alef huilen bij God, zeggend: 'Hoewel ik de eerste letter ben van alle letters, hebt U met mij niet de wereld geschapen.'
God antwoordde: '
Ik zal het rechtzetten. Tweeduizend jaren, toen de wereld nog niet geschapen was, verbleef de Torah alleen in mijn aanwezigheid. Nu Ik ben gekomen om de Torah aan Israel te schenken, vang ik de schenking [van de Torah]
aan met een Alef ('anochie begint met een Alef)'." Rabbi Nehemiah zei:
Anochie is een Egyptisch woord. Waarom vond God het noodzakelijk om een Egyptisch woord te gebruiken?..."."
Zie je dat alle citaten en acroniemen steeds worden gebruikt met slechts 1 doel: het belang te benadrukken van de Torah en het houden van haar geboden, die God ons schonk nadat Hij ons uit Egypte had geleid? Dat is eveneens de essentie van Exodus 20:2. En als je de context leest van de uitspraak van Rabbi Acha, dan zie je dat de deze een tweedeling creeert tussen de periode vóórdat Israel de Torah ontving en de periode nadat Israel de Torah had ontvangen, om uiteindelijk de noodzaak te benadrukken van Exodus 20:2, waarin God ons uit egypte heeft geleid en ons de Torah heeft geschonken.
Om het belang van het woord "
anochie" (uit Exodus 20:2) te verduidelijken, worden er verscheidene drasjot (tekst-applicaties) gebruikt. Wat er feitelijk gebeurt is, dat Rabbi Acha een aantal verzen uit verschillende boeken mixt. Hij past Spreuken 8:29-30 toe, waar de wijsheid (de Torah) zegt: "
Opdat de wateren Zijn gebod niet zouden overtreden, en Hij de funderingen van de aarde bepaalde, toen was ik een troetelkind bij Hem, ik was in verrukking dag na dag." En hij combineert deze verzen met Psalm 90:4, waar duizend jaar in de ogen van God zijn als de dag van gisteren. Uit die mix komt de samenstelling tevoorschijn:
1) "
toen de wereld nog niet geschapen was." Dit is de tijd die in Spreuken 8:29 beschreven staat: "
Opdat de wateren Zijn gebod niet zouden overtreden, en Hij de funderingen van de aarde bepaalde, toen was ik een troetelkind bij Hem." Toen God de funderingen van de aarde bepaalde, was het blijkbaar van belang dat de wateren Zijn gebod niet zouden overtreden. Daaruit kan de suggestie worden gewekt dat het hier om een gebod uit de Torah gaat vóórdat de Aarde werd geschapen. En Spreuken 8:29 vervolgt met:
2) "
Tweeduizend jaren (…)." Dit is Spreuken 8:30, waar in het originele Hebreeuws aan het eind staat: "
jom-jom." Dat betekent "
iedere dag", of "
dag na dag." Maar als je deze term helemaal letterlijk neemt, staat er "
dag dag." Dat is dus twee maal een dag. De wijsheid (Torah) was dus twee dagen bij God voordat de wereld werd geschapen.
3) In Psalm 90:4 staat dat "
duizend jaar zijn bij U als de dag van gisteren." Dus, als je dit letterlijk neemt, heeft een dag bij God de duur van duizend jaar. Dat betekent dus dat de twee dagen dat de Torah bij God verbleef als zoogkind, en toen God de funderingen van de aarde bepaalde, een duur hadden van tweeduizend jaar.
Dit alles bij elkaar gevoegd, geeft de zin: "
Tweeduizend jaren, toen de wereld nog niet geschapen was, vebleef de Torah alleen in Mijn aanwezigheid.". Maar er is een probleem. Als je Spreuken 8 leest, dan zie je dat degene die twee dagen bij God verbleef, de Wijsheid was en niet de Torah, maar aangezien Rabbi Acha via midrasj het belang wil benadrukken van Exodus 20:2 (om uiteindelijk te gedenken dat God ons uit Egypte heeft geleid en dat God ons de Torah en de mitswot heeft geschonken), zal Rabbi Acha eveneens een verbinding moeten leggen tussen de Wijsheid en de Torah. Daarom past hij een drasja toe: hij voegt twee verzen uit Spreuken 3 samen (Spreuken 3:1 "
Mijn zoon, vergeet niet Mijn Torah, en laat je hart mijn geboden houden" EN Spreuken 3:19 "
de Heer grondvestte de aarde met Wijsheid") . Aangezien het hier twee verzen uit hetzelfde Hoofdstuk van Spreuken 3 betreft, kan daarmee dus (midrasjisch!) de conclusie worden getrokken dat het om de wijsheid van de Torah ging, waarmee God de aarde grondvestte. Dus was het de Torah die 2000 jaar lang bij God verbleef voordat de wereld werd geschapen.
Dit verklaart eveneens Midrasj Beresjiet Rabbah 1:2, waar God de Aarde schiep met de Torah als handleiding. En het verklaart ook Rashi, die op Mishlie (Spreuken) 3:19 eveneens zei dat God de Aarde schiep volgens de Torah (dus met de Torah als handleideing).
Nu is de verbinding gemaakt, en pas nu heeft Rabbi Acha de perfecte drasja gesmeed om uiteindelijk uit te leggen waarom Exodus 20:2 met een Egyptisch woord begint. Maar de weg daar naartoe is nog lang. Om dit te kunnen doen heeft hij aan die twee drasjot (tekst-applicaties) niet genoeg. Hij heeft nog een derde tekst nodig. Daarvoor gebruikt hij een remez (hint) uit Genisis 1:1. De Torah begint namelijk met het beschrijven van de schepping van de Hemelen en de Aarde (Genesis 1:1). En de letter waarmee de Torah begint is de Bejt. De Bejt is de tweede letter van het Hebreeuwse alphabet. De Alef is de eerste letter van het Hebreeuwse Alfabet. Grammaticaal gezien had de Torah echter probleemloos met de Alef kunnen beginnen: "'Elokiem bara beresjiet" i.p.v. "Beresjiet bara Elokiem" ("
God schiep in het begin…" i.p.v. "
In het begin schiep God…"). Daarom zegt Rabbi Acha dat de Alef zich gepasseerd voelde, want hij was immers de eerste letter. De Alef bleef huilen bij God, en zei: '
hoewel ik de eerste letter ben van alle letters, hebt U met mij niet de wereld geschapen.'
Natuurlijk weet Rabbi Acha dat in werkelijkheid letters niet kunnen huilen, maar hij smeedt deze citaten samen om op een handige manier uit te komen bij zijn uiteindelijke doel: het belang van de uitspraak "
Ik ben de Heer, uw God" uit Exodus 20:2, waar deze midrasj mee begon. En dat is het punt waar hij bijna is aanbeland. Nu past hij namelijk een "wisseltruc" toe. Hij zegt: omdat de Alef is gepasseerd in Genesis 1:1, laat God bewust Exodus 20:2 aanvangen met een ogenschijnlijk misplaatst Egyptisch woord dat begint met de letter Alef, zodat de verdrietige Alef volledig wordt gecompenseerd.
Echter, het Scheppingsverhaal uit Genesis 1:1 is zo enorm belangrijk, dat God had besloten er de Torah mee te beginnen. Om de verdrietige Alef volledig te kunnen compenseren, moest God voor de Alef een EVEN belangrijke tekst kiezen: Hij koos Exodus 20:2. Nu heeft de midrasj van Rabbi Acha zijn doel bereikt. Hij is weer terug bij Exodus 20:2, en de betekenis is helemaal helder: Deze midrasj benadrukt het enorme belang van Exodus 20:2, dat gedenkt dat God ons uit Egypte heeft geleid en dat God ons de Torah en de mitswot heeft geschonken. Zo werkt midrasj.
Zionisme: de succesvolle herovering van wat van ons is – rechtvaardig, onvermijdelijk, onmiskenbaar.