Niets blijkt zeker, behalve dat alles te betwijfelen is: cogito, ergo sum (‘Ik denk, dus ik ben’) is de enige waarheid die Descartes kan vinden.
Interessant is wel dat Descartes een onderscheid maakte tussen het denken en alles wat zich in de ruimte bevindt (de vormen).Met dit brokje zekerheid weet Descartes zowel het bestaan van God (de ‘perfectie’ van God impliceert eveneens zijn bestaan) als het bestaan van de werkelijkheid af te leiden (God garandeert de echtheid van de buitenwereld). Vervolgens maakt hij ook het onderscheid tussen het denken (res cogitans) en alles dat zich in de ruimte bevindt (res extensa). Hieruit volgt een ander invloedrijk idee van Descartes: dat ziel en het lichaam gescheiden zijn; de één is onstoffelijk, de ander materieel. Descartes ontkent overigens niet dat het lichaam het denken beïnvloedt en vice versa; volgens hem was de pijnappelklier de plek waar de twee op elkaar inwerken.
Mogelijk heeft hij bewustzijn en het denken op één hoop geveegd. Echter, bewustzijn gaat voor het denken uit: je moet je eerst ergens van bewust zijn voordat je er over kan denken. Bewustzijn staat dan ook stil, waar denken een beweging is.