Wat mij opvalt met die verschillende vertalingen is, dat de zogenaamde gewone taal vertaling, de Heer ver weg zet. Net als bij peda,( ''Op G G verdedig ik meer de voorkeur voor Christus in de Hemel ( klassiek christelijke visie )'') het idee dat uitwonen ergens anders is, terwijl uitwonen nog niet het inwonen is. Het Koninkrijk Gods is in de mens te vinden, en inwonende in Hem is het thuiskomen in het Zelf, het Zijne, door het Zijne.Bastiaan73 schreef: ↑13 mar 2022, 16:09Hetzelfde gedeelte (2 Korintiërs 5) in de Bijbel in Gewone Taal:thom schreef: ↑13 mar 2022, 15:25
hmm, ik lees in de tekst die je aangaf wat anders;
1 Want wij weten, dat, indien de aardse tent, waarin wij wonen, wordt afgebroken, wij een gebouw van God hebben, in de hemelen, niet met handen gemaakt, een eeuwig huis.
2 Want hierom zuchten wij: wij haken ernaar met onze woonstede uit de hemel overkleed te worden,
3 Als wij maar bekleed, en niet naakt, zullen bevonden worden.
4 Want wij, die nog in een tent wonen, zuchten bezwaard, omdat wij niet ontkleed, doch overkleed willen worden, opdat het sterfelijke door het leven worde verslonden.
(En daaronder steeds in de SV)
1 Dit weet ik zeker: als mijn aardse lichaam sterft, zal God mij een nieuw lichaam geven. Dat is een hemels lichaam, dat eeuwig en onsterfelijk is.
1 Want wij weten, dat, zo ons aardse huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen.
2 Zolang ik mijn aardse lichaam heb, gaat het lijden door. Daarom verlang ik naar mijn hemelse lichaam. En ik hoop dat ik dat krijg zonder dat ik hoef te sterven.
2 Want ook in dezen zuchten wij, verlangende met onze woonstede, die uit den hemel is, overkleed te worden.
3 Maar ook als ik sterf, zal God mij niet in de dood achterlaten. Dat weet ik zeker!
3 Zo wij ook bekleed en niet naakt zullen gevonden worden.
4 Zolang wij ons aardse lichaam hebben, hebben we het zwaar. We willen niet sterven, maar juist blijven leven tot het moment dat we het hemelse leven krijgen. Dan wordt ons sterfelijke leven deel van het eeuwige leven.
4 Want ook wij, die in dezen tabernakel zijn, zuchten, bezwaard zijnde; nademaal wij niet willen ontkleed, maar overkleed worden, opdat het sterfelijke van het leven verslonden worde.
5 God heeft ons klaargemaakt voor dat moment. En als bewijs daarvan heeft hij ons nu al de heilige Geest gegeven.
5 Die ons nu tot ditzelfde bereid heeft, is God, Die ons ook het onderpand des Geestes gegeven heeft.
6 We blijven altijd moed houden. Ook al zijn we nu nog ver bij de Heer vandaan. En dat zal zo blijven zolang we ons aardse lichaam hebben.
6 Wij hebben dan altijd goeden moed, en weten, dat wij, inwonende in het lichaam, uitwonen van den Heere;
7 Bij ons leven op aarde gaat het om geloof. Want we kunnen de Heer nog niet zien.
7 (Want wij wandelen door geloof en niet door aanschouwen.)
8 Ik blijf altijd moed houden. Het liefst zou ik mijn aardse lichaam verlaten om voor altijd bij de Heer te leven.
8 Maar wij hebben goeden moed, en hebben meer behagen om uit het lichaam uit te wonen, en bij den Heere in te wonen.
9 Maar het belangrijkste is dat ik dingen doe waar de Heer tevreden over is. Of ik nu hier op aarde ben, of al bij de Heer.
9 Daarom zijn wij ook zeer begerig, hetzij inwonende, hetzij uitwonende, om Hem welbehagelijk te zijn.
10 Want we weten hoe het zal gaan: We zullen allemaal voor de troon van Christus staan. Hij zal rechtspreken over ons aardse leven, over alle goede en slechte daden. En dan krijgt iedereen wat hij verdient.
10 Want wij allen moeten geopenbaard worden voor den rechterstoel van Christus, opdat een iegelijk wegdrage, hetgeen door het lichaam geschiedt, naardat hij gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad.
Vers 9 geeft m.i. de wegvoorbereider als verlangen Hem (Hij die voor mij was, en na mij komt) te ''ontmoeten'', alsook het Leven zelf, om Hem te dienen door Hem te zijn (de rechtvaardige).