Het bekendste onderdeel van Plotinus' filosofie, namelijk zijn indeling van de goddelijke werkelijkheid in drie zogeheten hypostasen, kan op eenvoudige wijze in schema weergegeven worden.
I het Ene, het Goede, aan gene zijde van wat is;
II de ideeën, de zijnden, het kenbare, de geest (nous);
III de wereldziel, waarvan de zielen van de sterren en die van de mensen onderdelen zijn.
De geest is als hoogste principe te denken in onze wereld. Maar volgens Plotinus dus niet het hoogste principe. De geest komt voort uit de Ene welke onkenbaar is. Naar beneden toe manifesteert de (menselijke) geest zichzelf in de materie (stof) door er een eenheid mee te vormen. Dwz: de geest verschijnt zodra er een gedachte is, een waarneming is, een gewild object is etc.
Deze quote geeft aan waarom de Ene aan zichzelf genoeg is: er is niets buiten de Ene. Dit kan alleen begrepen vanuit de menselijke logica dat als er niets is buiten jou is, dat er dan ook niets is om over na te denken, niets om waar te nemen, niets te willen etc etc.De relatie van het hogere tot het lagere stelt voor een moeilijkheid, die we bij Aristoteles (zie de betreffende leereenheid) bij de bespreking van de Onbewogen Beweger al zijn tegengekomen: het hogere heeft bij een relatie tot het lagere niets te winnen. En het hoogste, het Ene, zal bij uitstek zichzelf genoeg zijn. En toch produceert het Ene de ideeën, en toch produceren de ideeën de ziel, en toch produceert de ziel de zintuiglijke wereld. Deze 'productie', dit `voortbrengen', voorziet niet in enige behoefte bij het hogere. Het hogere wordt er in geen enkel opzicht beter van dan het is. En evenmin wordt er iets gecreëerd omdat het Ene dat op een ogenblik zou 'willen'. Het Ene 'wil' überhaupt niet; want dat zou impliceren dat het op iets buiten zichzelf uit zou zijn.
Zelfkennis bestaat er dan volgens Plotinus uit door van laag naar hoog te werken. Het zelf verkeert bij de wat primitievere mens in de stof (ik ben mijn lichaam). Er kan een realisatie zijn naar "ik ben mijn geest". Het is de geest die zich bezig houdt met het kenbare (de verschijnselen), het is de geest die zichzelf kan situeren als een geestelijk object door zichzelf geplaatst te zien tegenover een ander object. De klassieke subject-object scheiding is dan opgeheven door dat het subject zichzelf tot de zijnden kan rekenen als ware hij een object.De omwending van het lagere naar het hogere vindt plaats bij de gratie van het feit dat het lagere zich zijn oorsprong herinnert. Het verlangt terug naar datgene waarmee het verwant is. Daarom zegt Plotinus dikwijls, dat iets verlangt naar datgene wat 'eraan voorafgaat'.
Om dit voor te stellen is de kosmos handig. De zon straalt uit zichzelf, de maan niet. En het wateroppervlak waar de maan in schijnt, dan zit je in de derdehands straling.Welnu, iets straalt vooral, wanneer het een nog grotere lichtbron weerspiegelt.
Helder. Het zijnde is waarlijk omdat het noch ontstaat noch vergaat. Het zijn de verschijnselen (objecten, stof) die komen en gaan.Want de idee is bij Plotinus het zijnde, dit is dat wat waarlijk is, dat wat blijft, in plaats van te ontstaan en te vergaan.
Hier is in Plotinus' filosofie het "ik ben geest' gerealiseerd. Door deze realisatie kan er verder naar binnen gekeerd worden.Eenmaal geest geworden, kan de ziel zich echter opnieuw naar binnen keren en trachten te zien wat aan de geest voorafgaat.
Hier gaat Plotinus dus verder dan de bijbelse God (ik ben die ik ben). De Ene is noch subject, noch object en zelfs geen zijnde.Vandaar dat de geestgeworden ziel zich nog verder naar binnen kan keren en iets kan ontdekken wat altijd en overal stralend aanwezig is, maar in een mensenleven slechts heel zelden gezien wordt: het Ene zelf.
Dit Ene kan niet een zijnde zijn. Want als het het één of andere zijnde was, dan zou er aan dat Ene ook weer iets vooraf moeten gaan. Het Ene is de bron van alles wat is en dus zelf geen zijnde.
In de laatste zin zit de kneep om de Ene toch te kunnen bevatten. Gezien dat de Ene onkenbaar is en niet tot de zijnden behoort is vereenzelviging de enige mogelijkheid. Er dient dan getornd te worden aan het eigen 'zijn'.Wat zou dan het Ene kunnen zijn en welk wezen zou het hebben? Wel, het is niet verwonderlijk dat het niet gemakkelijk is te zeggen wat het is, waar het immers ook niet gemakkelijk is dat van het zijnde of van de idee te zeggen. Maar dan hebben wij tenminste nog kennis, die steunt op ideeën. Naarmate de ziel echter vordert op de weg naar het ideeloze, is zij niet meer bij machte het te omvatten, doordat het niet meer begrensd en als het ware gevormd wordt door de veelkleurige vormgever (de geest) en dan glijdt zij uit en wordt zij bevreesd dat zij niets heeft. Daarom wordt zij in zo'n toestand moe en daalt zij gaarne af en valt ze dikwijls van al die (kenbare) dingen terug, totdat zij weer in het zintuiglijk waarneembare aankomt om als het ware weer uit te rusten op 'vaste grond', zoals ook de ogen, moe geworden van het turen naar de kleine dingen, zich gaarne weer op de grote richten. Maar wanneer de ziel (het ideeloze) op eigen kracht wil zien, denkt zij, omdat zij het alleen ziet door ermee samen te zijn en omdat zij er dan één mee is, juist door het één zijn ermee dat zij nog niet heeft wat zij zoekt, omdat zij niet verschilt van het voorwerp van haar denken.
Plotinus maakt minder gebruik van de allegorie dan Plato. Wie Plato niet begrijpt heeft aan Plotinus geen boodschap. Maar de aanwijzingen van Plotinus rondom de Ene zijn zonder meer het beschouwen waard. De Ene heeft dan ook veel verwantschap met Tao wiens naam niet gezegd kan worden. Uittreden uit de dualiteit is dus noodzakelijk.We zien hoe Plotinus, zonder van het Ene meer te zeggen dan Plato van het Goede zegt, toch veel uitvoeriger is over dit transcendent-aanwezige Principe van alle dingen. En de taal van de mythe en van de vergelijking heeft bij Plotinus plaats gemaakt voor een taal die minder aan uitwendige zaken gekoppeld is. Het gevolg is, dat de besproken dingen voor degene die ze niet zelf meemaakt, nu al gauw volstrekt onbegrijpelijk worden; Plato laat de niet-verstaander tenminste nog met een aardig verhaaltje achter.