Josephus vond het juist wél opzienbarend dat die dingen gebeurden en in dat alles herkende hij het naderende oordeel. De geschiedschrijver verklaard zelfs dat ze Joden niet tegen de Romeinen, maar veelmeer tegen God streden. Het bekogelen van de tempel met stenen betekende in symbolische zin dat het Joodse volk gestenigd werd, een straf die op godslastering staat onder de wet van Mozes. Zeer bijzondere tijden en als je terecht de brieven van Paulus in die context wilt plaatsen kan je er niet omheen dat er een menswording van de Messias werd verwacht.Bonjour schreef:Ik zeg niet dat Flavius het normaal vond dat een koe een lam baarde. Hij vond het een wonder, dus ik denk dat het eenmalig was. Wat hij echter accepteerde was dat allerlei mensen verhalen vertelden van wonderen en dat optekende. Eentje met een extra opmerking. Het was voor hem niet opzienbarend dat die wonderen gebeurden, hij vond dat de Joden er niet goed naar gekeken hadden omdat ze duidelijk voortekenen van God (de Joodse dus) waren.
Teksten uit Daniel over de mensenzoon werden op Bar Kochba betrokken door vooraanstaande rabbijnen die geloofden dat hij de Messias was, een mens van vlees en bloed. Zo was de verwachting destijds, dus als je e.e.a. in de tijd en context wilt zien kan je daar niet omheen. Er was geen esoterische Messiasverwachting en dat leerde Paulus ook niet. De apostel was namelijk een farizeeër en zij geloofden dat de Messias de mensenzoon is en een zoon van de mensen is iemand van vlees en bloed.Bonjour schreef:Romeinen 1:3 kan je heel letterlijk lezen, maar eerst moet je beseffen dat Paulus' enige bron de schriften waren. In het OT staan voorspellingen van de komst van een messias uit het geslacht van David. Dus dat Paulus zijn Jezus aan David koppelt is niet zo vreemd. De zinsconstructie die hij gebruikt heeft veel overweg van "maken" of "scheppen". Dus God schiep Jezus gelijk hij Adam schiep. Dit is geen aanwijzing voor een historische Jezus, het is mytisch.
Let wel: de menswording betrof slechts een periode maar was noodzakelijk met het oog op vergeving van zonde zoals die geschiedt onder de wet van Mozes.