Beste Coby,
Ik kom nog even terug op hetgeen je schreef:
coby schreef: ↑13 okt 2018, 21:26
Je zei dat ik het niet uit de context mocht nemen.
Allereerst, het is niet aan een ander te zeggen wat iemand al-dan-niet moet doen. Om een zinvolle discussie over de contextuele betekenis van een passage te hebben, is de context simpelweg hetgeen dat van belang is.
In m'n vorige post gaf ik een voorbeeldje, maar ik vermoed dat je dat gemist hebt omdat ik het er later in heb ge-edit. Er wordt in het NT bijvoorbeeld verwezen naar Hosje'a 11:1: ''
Uit Egypte heb ik Mijn zoon geroepen'' en gezegd dat dit een profetie was die werd vervuld toen Jezus met zijn ouders naar Egypte vluchtte. Dat is niet de contextuele betekenis, want als je de gehele passage leest, gaat het tekstverband onmiskenbaar over Israel: ''
Toen Israel een kind was had Ik hem lief en uit Egypte heb ik Mijn zoon geroepen''. Op het niveau van midrasj mag je deze passage op werkelijk alles toepassen, maar midrasj bewijst nooit iets; midrasj gebruikt slechts passages om een concept uit te leggen (de Talmoediem, Midrasjiem en Targoemiem staan er bol van); midrasj betreft niet de contextuele betekenis van de passage.
Een ander voorbeeldje dat ik reeds gegeven had. Talmoed Berachot 57b: "
Zaadlozing [is een goed teken voor een zieke], zoals er geschreven staat: 'hij zal zaad zien en een lang leven hebben'' (Jesaja 53:10).
Hier wordt Jesaja 53 gebruikt om de voordelen van zaadlozing tijdens ziekte te benadrukken. Betekent dit dat de Rabbi's dachten dat Jesaja 53:10 naar zaadlozing zou verwijzen? Nee, een deel uit het Boek Jesaja wordt simpelweg gebruikt ter ondersteuning van een concept. En Jesaja 53 wordt een flink aantal keren op zaadlozing toegepast; ook in de Midrasj Sja'ar Kedoesja.
Maar in Sja'ar HaKedoesja wordt Jesaja 53 eveneens toegepast op geperste olijven. Zou dat betekenen dat de Rabbi's de tekst uit Jesaja 53 interpreteerden als een referentie naar geperste olijven? In hetzelfde Boek wordt Jesaja 53 ook toegepast op Israel, op Tsaddikiem (rechtvaardigen), op Mozes en ook op de messias – door dezelfde Rabbi's. In Midrasj Rabbah gebeurt iets dergelijks eveneens, net zoals in de Jalkoet Sjim'oni en de Midrasj Tanchoema, etc.
Likoetej Moharan 11:12:1 vertelt:
"Rachel" verwijst naar de Mondelinge Torah, want ze houdt verband met spraak. Zij is "als een Rachel (lam) voor de scheerders." (Jesaja 53:7). Betekent dit dat Rabbi Nachman dacht dat Jesaja 53 naar Rachel verwijst? Nee, natuurlijk niet. Bovendien gebruikt dezelfde Rabbi hetzelfde hoofdstuk uit Jesaja om naar andere onderwerpen te refereren. Likoetej Moharan 7:58:8,9 zegt bijvoorbeeld:
Dan worden alle toegewijde personen van de generaties genezen in het aspect van "en heb zodoende berouw en wees genezen" (Jesaja 6:10); waar ze eerder moesten lijden in het aspect van "hij droeg onze kwalen" (Jesaja 53:4). Betekent dit dat Rabbi Nachman dacht dat Jesaja 53 nu ineens sloeg op toegewijde personen? Nee, natuurlijk niet.
In de Jeruzalemse Talmoed, Sjekaliem 5:1, wordt gezegd: "
Het is geschreven: 'ik zal hem een deel toewijzen van velen' (Jesaja 53), hetgeen verwijst naar Rabbi Akiva, die de studie van de Halachot en de Agadot introduceerde." Als gezegd, midrasj past passages toe om een concept te verduidelijken. Betekent dat men dacht dat Jesaja 53 sloeg op de introductie van de studie van de Halachot en de Agadot door Rabbi Akiva? Nee, dezelfde Rabbi’s haalden dezelfde citaten aan om over verschillende zaken te praten.
Midrasj Tanchoema vertelt eveneens:
De Satan zei tegen Noach: "laten we partners worden in deze wijngaard." Hij (Noach) zei tegen hem: "Ja, inderdaad".Wat deed de Satan? Hij bracht een lam en slachtte het onder de wijn. Daarna bracht he een leeuw en doodde het daar, en daarna bracht hij een varken en doodde het. Vervolgens bracht hij een aap en doodde het onder de wijn, en hun bloed vloeide in de wijngaard en [de wijngaard] voedde zich met hun bloed. Hij (de Satan) hintte naar hem dat een mens onschuldig is als een lam dat niets weet, voordat hij wijn drinkt: "en als een schaap dat stom is voor zijn scheerders" (Jesaja 53:7).
Kunnen we hieruit herleiden dat Rabbijnen vermoedden dat Jesaja 53 naar de sobere mens verwijst? Vanzelfsprekend niet.
De Babylonische Talmoed zegt in B’rachot 5a: "
Rabba zegt namens Rabbi S'horah dat Rabbi Hoena zei: "de Heilige Ene verwondt met tuchtiging iedereen in wie Hij welbagen heeft, zoals er geschreven staat: "En het behaagde de Heer hem te verbrijzelen, Hij heeft hem ziek gemaakt" (Jesaja 53:10).
Er zou kunnen worden gedacht dat dit zelfs het geval was met degenen die de tuchtiging niet vrijwillig accepteerden. Daarom worden de volgende woorden toegevoegd: "Indien zijn ziel zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben" (Jesaja 53). Want zoals "schuldoffer" een schuldbesef veronderstelt, zo wordt verondersteld dat de komende tuchtiging door God's welbehagen, bij de ontvangende persoon bekend zal zijn. Wanneer hij deze dan heeft ontvangen op deze manier, wat is dan zijn beloning? "Hij zal nakomelingen zien, en zal zijn dagen verlengen" (Jesaja 53:10). En verder, dat de studie van de Torah zal worden voortgezet in zijn handen, zoals er geschreven staat: "En het welbehagen van de Heer zal door zijn hand voortgaan" (Jesaja 53).
Betekent dit dat men dacht dat Jesaja 53 op iedereen slaat in wie JHWH welbagen heeft? Uiteraard niet; dat laat de context niet eens toe. Dezelfde Rabbi's schreven dat uit tekst-applicatie nooit de P'sjat (letterlijke betekenis) mag worden herleid: 'ejn mikra jotsej lejadaj pesjoeto' ('een vers mag niet [nooit] worden verwijderd van zijn simpele/letterlijke betekenis').
En zo zijn er nog legio voorbeelden te geven waar Jesaja 53 wordt gebruikt om een concept te verduidelijken.
Hoe te handelen indien iemand tegen je zegt dat de Rabbijnen dachten dat Jesaja over zaadlozing gaat? 'Ejn mikra jotsej lejadaj pesjoeto'! Wat te doen als iemand zegt dat de Rabbijnen vermoedden dat Jesaja 53 over geperste olijven handelt? 'Ejn mikra jotsej lejadaj pesjoeto'! Indien men suggereert dat Rabbijnen veronderstelden dat Jesaja 53 gaat over Rachel spreekt? 'Ejn mikra jotsej lejadaj pesjoeto'! Hoe te reageren als Coby beweert dat de Rabbijnen dachten dat Jesaja 53 naar de messias verwijst omdat in Talmoed Sanhedrien 98 deze passage wordt gehanteerd om te zeggen dat zelfs een lepralijdende student de messias kan worden? 'Ejn mikra jotsej lejadaj pesjoeto'!
Hopelijk is het nu duidelijker. Wat betreft de betekenis van een passage geldt slechts de pesjat, de betekenis binnen het tekstverband.
Zionisme: de succesvolle herovering van wat van ons is – rechtvaardig, onvermijdelijk, onmiskenbaar.