De naamval in het Hebreeuws duidt erop dat beter vertaald kan worden: “de boom van het goed en kwaad kennen”. De nadruk ligt meer op de handeling dan op het feit van het kennen (Oosterhoff, 1972).
Kuyper en Bavink vatten het kennen van goed en kwaad op in de zin van keuren, bepalen, beslissen, uitmaken wat goed en kwaad is. Kuyper zegt, dat het hier om ging of de mens zou keuren wat goed en kwaad is of dat hij die keur aan God zou overlaten.
(A. Kuyper, De gemeene gratie, deel I, p. 201).Abraham Kuyper schreef:Echter heeft de mens zich aan God gelijk gemaakt door zelf te bepalen wat goed en kwaad zal zijn. Het onderscheid tussen God als Schepper en den mens als zedelijk schepsel bestaat juist daarin, dat God keurt en bepaalt wat goed en kwaad is, en dat de mens dit niet mag doen, maar het van God heeft aan te nemen. Afval en zonde is het derhalve, als de mens worden gaat als God, om evenals God te willen keuren en bepalen wat goed en wat kwaad zal zijn. Dat is God zelf naar de kroon steken. Datgene willen doen als mens, wat alleen Gode als God toekomt
De discussie tussen de geleerden gaat vervolgens over de betekenis van het woord kennen - jadac. Kennen heeft een ruimere betekenis en kan ook betekenen: verkiezen, bijvoorbeeld in Gen 18: 6, Jer 1:5; Am 3:2. Buiten Gen 2 en 3 wordt het woord kennen op drie plaatsen verbonden met de begrippen goed en kwaad: Deut 1: 39, 2 Sam 19:36 en Jona 4:11.
In Deut 1: 39 is sprake van kinderen die geen kennis hebben van goed en kwaad. Zij kunnen er nog geen verschil tussen maken, ze kunnen nog niet uitmaken wat goed is en wat kwaad. Deze opvatting wordt bevestigd als die naast Jes 7:15 legt: kinderen die nog geen kennis hebben van goed en kwaad, weten nog niet het kwade te verwerpen en het goede te verkiezen. Ze weten nog niet te bepalen: dit is goed en dat is verkeerd, of: dit is nuttig en dit is schadelijk (Oosterhoff, B.J. ,1972. Hoe lezen wij Genesis 2 en 3. Een hermeneutische studie. Kok, Kampen)
Ook bij Calvijn is deze opvatting te vinden:
(Calvijn over Genesis 1-3, Uitgeverij Bolland Vlaardingen 1968).Johannes Calvijn schreef: Over de boom der kennis van goed en kwaad moet aldus worden geoordeeld: dat de mens niet daarvan is afgehouden, omdat God wilde, dat hij als ’t vee zonder oordeel en gave des onderscheids zou rondzwerven; maar opdat hij niet meer zou zoeken te genieten dan behoorde, en hij niet, vertrouwende op zijn eigen oordeel, na ’t juk Gods te hebben afgeschud, zich als scheidsrechter en beoordeler van goed en kwaad zou aanstellen.
Vroeger deed ik wel eens een computerspelletje. In een doolhof kon je bijvoorbeeld vruchtjes pakken, waardoor je bepaalde capaciteiten kreeg. (Je moest oppassen voor paddo’s, want die hadden rare effecten). Een dergelijke magische voorstelling van de boom, alsof je door het eten daarvan kennis kreeg die je eerst niet had, deel ik niet.
Het eten van de boom is het schenden van het heilige, datgene wat God aan zichzelf heeft voorbehouden. Het is stelen van iets dat God aan zichzelf heeft voorbehouden. De mens heeft zich door deze daad aan God gelijk gesteld. Hij heeft God niet meer nodig, want hij is zelf god. Het is God dood wensen en geen wonder dat de straf daarop de dood is.