Peda, het is niet louter en alleen de vergeestelijking. Hoewel dat uiteraard een belangrijke rol speelt. In de Tao is de Christus feitelijk wei wu wei (niet-doen) Ik ga nog even terug naar Plotinus:
https://webapp.fkt.uvt.nl/gfo/default/index/sen-lk3
Het (Ene) is dus zelfs geen geest, maar het gaat aan de geest vooraf, want de geest is iets van de zijnden; en dat Ene is niet iets, maar het gaat vooraf aan elk ding, en zelfs is het geen zijnde; het zijnde heeft immers als het ware een vorm, namelijk die van het zijnde, maar het Ene heeft geen vorm, zelfs niet die van het kenbare. Want daar het Ene alle dingen verwekt, is het niets van al die dingen. Het is dus niet iets, het heeft geen hoedanigheid of kwantiteit, en het kan niet 'geest' en niet 'ziel' genoemd worden. Het beweegt niet, het staat ook niet stil, het is niet in plaats, en niet in tijd, maar is zichzelf op zichzelf, eenvormig, of liever zonder vorm, vóór beweging, vóór stilstand. Want al die dingen vindt men bij het zijnde, en zij maken dat zijnde tot een veelheid. (Enn. VI 9,3).
Ze (de ziel) moet dus boven kennis uitstijgen en absoluut niet buiten het één-zijn treden, maar ze moet afstand doen van kennis en kenbare zaken en elk ander schoon voorwerp van beschouwing. (...) Daarom kan men er niets over zeggen of schrijven, zegt Plato, maar spreken en schrijven wij om (de mensen) erheen te leiden en ze vanuit het discursieve redeneren tot het schouwen op te wekken; we wijzen als het ware een weg aan hem die iets wil schouwen. Want het onderwijzen gaat niet verder dan het wijzen van de weg en de route, maar het schouwen ervan is echt het werk van degene die wil zien. (Enn. VI 9,4).
Want het (Ene) is van niets verwijderd, maar tegelijk van alles, zodat het, aanwezig, toch niet aanwezig is, behalve voor die mensen die in staat zijn het te ontvangen en ervoor toegerust zijn, zodat ze ermee harmoniëren en het als het ware kunnen raken en vastpakken door hun gelijkenis ermee en hun innerlijk vermogen, dat met het (Ene) verwant is, omdat het daaruit voortkomt. (Enn. VI 9,4).
(...) geen naam past er naar waarheid bij (...). (Enn. VI 9,5).
We moeten ook aannemen dat hij (het Ene) oneindig is, niet doordat zijn grootte of zijn getal eindeloos is, maar doordat zijn vermogen niet te omvatten is. Want wanneer u probeert hem u in te denken als of geest of god, dan is hij toch meer.
Er is iets in de mens wat 'niets' is. Dat is het ongeborene, want dat wat geboren wordt is
iets (geest-lichaam).
Je kunt dat niet denken, je kunt alleen niets
zijn. En dat is wat Jezus bedoelt met "hetzelve verliezen".
Wie hetzelve verliest wordt feitelijk een kopie van de Ene. Hetzelve zendt uit naar de wereld om hem heen, de Ene heeft niemand om naar uit te zenden! Daarom is de Vader/Zoon vergelijking welke de christelijke traditie bezigt ook zo veelzeggend.
De mens kan
binnen de dualiteit non-dualiteit beleven. Als ik als mens in mijzelf de éne ben, dan speelt geaardheid, ras, nationaliteit of andere identiteiten geen enkele rol meer. Dan is ook duidelijk dat ik geen goed mens ben omdat er ook slechte mensen bestaan. Goed en kwaad houden op te bestaan! Christelijk gezegd: Christus is idd de zoon van God. Christus is
identiek in wezen aan God (begrepen als Liefde, niet de denkbeeldige)
Je krijgt dan de volgende situatie: ik als mens ben aan mijzelf genoeg. Wat er is na dit tijdelijke leven komt ligt niet meer in de vraagstelling. Wat er gerealiseerd kan worden is de Christus in je zelf. De tijdelijke mens die ik ben interesseert me niet zo meer. Nog een jaartje of wat dan is het over met mij als persoon. De persoon (hetzelve) sterft maar de éne welke ik als individu ben, die kan niet dood omdat het 'niets' is. De geest is er uiteraard wel, maar die is in mijn filosofie leeg.
Zou ik geloven in een wederopstanding in het vlees of geloven in een reïncarnatie dan ben ik bezig met iets
buiten de éne (de Christus, de Zoon).
In de Tao is bij mijn weten ook geen reïncarnatie. Die is geheel gericht op niet-doen en de liefdeskracht ondergaan. Jij leeft nog graag in de beeldenwereld schrijf je, mogelijk kom je dan terug in een beeldenwereld. Maar dat hoeft ook niet persé verkeerd te zijn. Het leven zoals wij hier op aarde kennen heeft best zijn plezante kanten. In de werkelijke werkelijkheid is er geen verkeerd of goed. Karma is mij duidelijk: ieder mens krijgt wat hem toekomt. Ik heb bewust afscheid genomen van de beelden en voorstellingenwereld. Dus ben ik tevens verlost van de voorstelling na de dood.