Een iets andere versie van Genesis. Eva is hier de eerste denkende mens!Ons verhaal begint in het Aards Paradijs. In dat oord van
vanzelfsprekende tevredenheid had de mens nog geen problemen.
Er was dan ook geen behoefte aan denken, laat staan
aan gereedschap om het denken mee vooruit te helpen. Adam
en Eva konden zich met leukere dingen bezighouden, met
onschuldig vermaak. Zo koesterde Adam bijzonder veel belangstelling
voor een appelboom, de boom met de lekkerste
vruchten van de hele hof. Grappig genoeg vielen de appeltjes
van deze boom op hun lekkerste moment almaar in een sloot,
waar ze buiten bereik van Adam dreigden weg te drijven. Het
was voor Adam een plezierig tijdverdrijf om met een stok te
trachten de appeltjes naar zich toe te halen. Het lukte hem almaar
niet, want telkens wanneer hij zijn stok in het water
stak, brak die. Een probleem was dat niet. Hij ging dan steeds
weer een andere stok zoeken: langer, dikker, van beter hout,
soepeler…
Eva stond dit tafereel van enige afstand te aanschouwen,
met groeiende irritatie. Het eerste probleem was daarmee een
feit; dit was het begin van het einde van het Aards Paradijs.
Eva vroeg zich af hoe iemand zo dom kon zijn. Uiteindelijk
hield ze het niet langer en ze sprak tot Adam: ‘Man, zie je nou
niet dat een stok die je in het water steekt, alleen maar gebroken
lijkt, maar dat niet echt is?’ Het spreekt vanzelf dat Adam
deze vervelende opmerking niet op prijs stelde. Het zou tussen
hen nooit meer worden als vanouds.
De eerste denkende mens had door dat de wereld zoals die zich aan ons voordoet niet de werkelijke wereld is.We kunnen de posities van Adam en Eva dan als volgt met
elkaar contrasteren:
– Voor Adam zijn de dingen zoals ze ons verschijnen. Een
walvis is een vis, de zon draait om de aarde en iedereen die
grootmoeder lijkt te zijn ís het ook (en niet de boze wolf,
want die lijkt immers ook een boze wolf). Eva maakt daarentegen
onderscheid tussen enerzijds de verschijnselen, dat
wil zeggen de manier waarop de dingen zich aan ons voordoen,
en anderzijds de dingen zelf. Zij weet dat schijn kan
bedriegen en heeft zich een gezond wantrouwen aange -
meten.
Door ons denkvermogen kunnen we begrijpen dat de aarde een bal is die draait en dat het slechts lijkt alsof de zon beweegt.
Denken is een leuke bezigheid. Je begrijpt zaken niet en door er goed over na te denken kan dat veranderen. Nieuwsgierigheid is een erg menselijk trekje.Eva introduceerde het kritisch denken in onze cultuur. Ik bedoel
met ‘kritisch’ niet per se iets negatiefs. Kritisch denken
betekent zoveel als toetsend denken en dat gaat gewoonlijk
vanzelf. Er schieten constant allerlei gedachten door je hoofd.
Soms vloeien die gedachten logisch voort uit voorafgaande
gedachten, soms zijn het min of meer creatieve associaties bij
voorafgaande bewustzijnsinhouden en soms heb je geen enkel
idee hoe een gedachte zomaar opeens bij je opkomt.
Handig overzicht. Subject, dat ben ik, de denker.Aan de basis van die nogal basale competentie om een onderscheid
te maken tussen wat ik denk aan de ene kant en de
werkelijkheid waarover ik iets denk aan de andere kant, ligt
het onderscheid tussen subject en object. Subject en object
zijn de twee polen van een intentionele relatie. Dit filosofenjargon
verdient enige toelichting, want als we de drie net
genoemde concepten helder hebben: ‘subject’, ‘object’ en ‘intentionele
relatie’, dan beschikken we over een kader, een
theo rietje waarmee we de filosofische gereedschapskist efficiënt
kunnen indelen.
Object is mijn object van denken: dat waar ik over denk.
Die twee zijn relatief. Ik ben dus nooit wát ik denk.
Oeps. Nu zou mijn vorige opmerking niet kloppen? Ik kan natuurlijk wel over mijzelf denken als object.Voor dagelijks gebruik zouden we het heel eenvoudig kunnen
houden en het zo stellen: het subject dat ben je zelf, het object
is iets in de buitenwereld en de intentionele relatie is de manier
waarop je je verhoudt tot dat iets. Maar erg accuraat is
dat niet, want bij zelfkennis bijvoorbeeld verschijn je aan
beide kanten van de relatie, als subject én als object. Daarmee
is tegelijk duidelijk dat het object niet per se iets in de buitenwereld
hoeft te zijn.
Maar dan raak ik in verwarring, want net beweerde ik dat ik nooit ben wat ik denk.
Lastig geval dat 'ik', want ik ben toch echt de denker.