Het leukste of vervelendste ('t is maar hoe je 't bekijkt) van bewustzijn is dat er al eeuwenlang de blaren op de tongen staan en de vingers worden lamgeschreven, maar dat HET nog steeds net zo ingewikkeld of simpel (het is maar hoe je het bekijkt) is als ooit bedacht en beschreven.
Het nieuwste boek over bewustzijn is van Jacob Jolij: Wat is bewustzijn nou eigenlijk?
Ik las toevallig een uitgebreide recensie hierover in het Boeddhistisch Dagblad en moest uiteraard aan jouw topic denken Hopper. Dus bij deze:
https://boeddhistischdagblad.nl/boekbes ... eigenlijk/
"Een prikkelende zoektocht van neurobiologie tot parapsychologie.’
Wat is tijd? Als niemand het mij vraagt weet ik het wel, maar als ik het dan moet uitleggen, weet ik het niet meer. Deze verzuchting is van kerkvader en filosoof Augustinus, maar hij geldt evenzo voor de titel van het boek van psycholoog Jacob Jolij. Wij weten allemaal wel wat bewustzijn is, als we dit niet zouden weten zouden we deze boekbespreking niet kunnen lezen en zeker ook het boek zelf niet. We weten wat bewustzijn is omdat we dit ervaren, maar het valt niet mee om het uit te leggen. Jolij heeft niettemin een serie heldhaftige pogingen ondernomen en de resultaten daarvan in een boek samengevat.
Wetenschappelijk onderzoek
Het bewustzijn is volgens Jolij lange tijd uitgesloten geweest van psychologisch onderzoek doordat de psychologie werd gedomineerd door het behaviorisme, een stroming die verkondigde dat alleen wat meetbaar is ertoe doet. Het bewustzijn is volgens deze stroming een zwarte doos waar je niets zinnigs over kunt zeggen. We kennen wel de gevolgen van wat er zich afspeelt, maar we kunnen niet uitleggen hoe deze gevolgen tot stand komen en dat is ook helemaal niet nodig.
Gelukkig zijn er ook filosofen en die kunnen dat soort dingen wel uitleggen. Zo bracht Réné Descartes naar voren dat het bewustzijn niet kan worden ontkend omdat je voor ontkennen bewustzijn nodig hebt, hetgeen hij samenvatte met de woorden ‘ik denk dus ik besta’. Jolij verwijst daar naar en beschuldigt Descartes van dualisme, de aanname dat het bewustzijn iets anders is dan het lichaam en de dingen waarvan het zich bewust is. Dit dualisme is volgens Jolij onmogelijk, omdat hij ervan uitgaat dat materiële processen alleen door materiële processen kunnen worden veroorzaakt. Het bewustzijn zou volgens het dualisme dus nooit invloed kunnen uitoefenen op het lichaam. Het bewustzijn kan echter ook niet uit materiële processen worden verklaard, dit is het zogenaamde ‘hard problem of consciousness’ (het moeilijke probleem van het bewustzijn, zo genoemd door de Australische filosoof David Chalmers, alle Angelsaksische filosofen hebben er de mond vol van).
Uiteindelijk concludeert Jolij (op bladzijde 37) dat bewustzijn een emergente eigenschap is, een eigenschap die op een bepaald niveau opeens opspringt. Een goed voorbeeld is de betekenis van een woord, als je de letters apart zet betekenen ze niets, maar zet ze in de goede volgorde achter elkaar en voilà.
Voor zover die andere gebieden bestaan uit de parapsychologie komt Jolij niet verder dan enkele beschrijvingen van experimenten naar de mogelijkheid van telekinese en telepathie. Hij schrijft verder nog een paar opmerkingen over de vedāntafilosofie, maar hij wordt hier duidelijk niet gehinderd noch geholpen door enige kennis van zaken. Dat geldt ook voor zijn opmerkingen over Schopenhauer. Bovendien spreekt Jolij zichzelf zo nu en dan tegen. Op bladzijde 128 lees ik: ‘je bent je op elk moment van veel verschillende dingen bewust, maar toch is er een eenheid, alsof alles tegelijkertijd wordt verwerkt’. Op bladzijde 133 staat echter dat het brein visuele stimuli verwerkt met een frequentie van 10 Herz (dus tien stimuli per seconde). Alweer dat scheel kijken: hij beschrijft zijn eigen ervaring van eenheid (dat kan natuurlijk zelfbedrog zijn) als een wetenschappelijk feit en probeert dat met metingen uit een machine te combineren.
Kwantumquatsch
Wie na bovenstaand moment van helderheid had gehoopt om nu eens wat begrijpelijks voorgeschoteld te krijgen, komt bedrogen uit. Jolij gaat nu pas echt goed los. Hij komt met de kwantumfysica op de proppen en beweert op bladzijde 147 dat de Schrödinger vergelijking de beste beschrijving van de werkelijkheid is die we hebben. Dit waag ik te betwijfelen, ik ken geen enkel gedicht dat het slechter doet. Niet alleen dichters en schrijvers, maar ik schilders, musici en niet te vergeten (echte) filosofen leren ons op vele manieren over de werkelijkheid en als er iets is waar ze het over eens zijn, dan is het wel dat de werkelijkheid geen formule is. Bovendien heb je bewustzijn nodig (zij het een zeer gereduceerd bewustzijn) om zo’n formule te kunnen opstellen en te begrijpen. Als de formule bewustzijn uitdrukt, wat toch deel is van de werkelijkheid, dan toont ze dus wat ze uitdrukt. Ze is een richtingaanwijzer die de kant op loopt die ze aanwijst.
Jolij is zich best bewust van de problematische kant van al deze pogingen om het bewustzijn te verklaren als het gevolg van materiële oorzaken. Hij wijst erop dat er telkens stiekem een subject of een waarnemer wordt verondersteld die deze materiële oorzaken moet kunnen identificeren. Wat hij dan nog verzwijgt is dat veel van die beschrijvingen ontleend zijn aan het dagelijkse leven waarin subjecten en personen als vanzelfsprekend worden verondersteld.
Neem bijvoorbeeld het begrip ‘kans’ dat de hoofdrol speelt in de kwantumfysica omdat de aanwezigheid van deeltjes of golven er wordt gedefinieerd als een kansverdeling. Het begrip ‘kans’ het drukt de waarschijnlijkheid uit waarmee iemand verwacht dat iets zal plaatsvinden en veronderstelt daarmee al bewustzijn. Dat merk je niet als je gewoon met formules aan het goochelen bent. Het aantrekkelijke van wiskunde is dat het gaat om de manipulatie van zinloze tekens. Je kunt lekker je gang gaan zonder je ergens van aan te trekken. Naderhand worden de resultaten door een interpretatiemodel met de werkelijkheid verbonden en lijkt het wel toverij, want je blijkt door dat gegoochel met zinloze tekens opeens iets van de wereld te hebben ontdekt. Het gevolg is dat veel mensen een soort heilig ontzag voor wiskunde hebben als een bron van absolute waarheid. Een ander gevolg is dat er een hoop onbewezen vanzelfsprekendheden in de uitleg zitten omdat de elementen van het model, zoals in het geval van het begrip ‘kans’, aan alledaagse ervaringen worden ontleend .