hopper schreef: ↑24 jan 2021, 16:21
Toch volg ik Jezus ook in filosofische zin. Ik leg alleen het NT anders uit.
In mijn speurtocht naar de "volmaakte mannen en vrouwen" van Clemens kwam ik op deze site:
https://verbodengeschriften.nl/html/de- ... pag-2.html
Nou kan ik niet beoordelen of het allemaal hoogwaardige kost is en het is een enorm epistel maar ik moest bij dit stukje aan jou denken.
Voor het christendom was er nog een andere, mogelijke uitweg, een manier om zo begrijpelijk mogelijk het gebod te handhaven dat mensen zichzelf even volmaakt als God moesten maken. Het christendom had kunnen zwichten en zichzelf neoplatoniseren. Het had tevoorschijn kunnen komen als de zienswijze dat de mens zichzelf kan vervolmaken door het mens-zijn op te geven, door zichzelf op te lossen in God. Jezus had heel goed in dat beeld kunnen passen, door middel van de Grieks-Hebreeuwse voorstelling van de Logos. Hij is, zogezegd, de vleesgeworden Logos - die dient om alle mensen, bij wijze van voorbeeld, te laten zien dat zij hoewel zij van vlees zijn, toch nog steeds de hoop kunnen koesteren dat ze, zij het alleen door dat vlees te offeren, God kunnen worden.
Dat was een ware verzoeking voor het christendom. Hoe zeer dat speelde is te zien door de zaak van "Dionysius de Aeropagiet" of zoals hij soms genoemd wordt, "pseudo-Dionysius" in ogenschouw te nemen. Dionysius was een christelijke neoplatonist uit de vijfde eeuw en schrijver van onder andere Goddelijke Namen waarin hij de aard en attributen van God onderzoekt en Mystieke Theologie, dat een beschrijving geeft van de opgang van de ziel naar de mystieke eenwording met God. Hij wordt onjuist vereenzelvigd - of deed dat zelf, maar wat dat betreft bestaat er enig meningsverschil - niet alleen met de Dionysius van wie de bekering door Paulus opgetekend is in het Nieuwe Testament maar ook met Saint Denis, de Franse martelaar.
Na zijn vertaling in het Latijn door John Scotus Erigena in de negende eeuw, oefende Dionysius grote invloed uit op de middeleeuwse theologie, vooral in haar mystieke en negatieve vormen. Pas in de zestiende eeuw werd algemeen erkend dat Dionysius in feite een vijfde-eeuwse ketter was. In zijn Summa Theologica - en met name in het hoofdstuk "Traktaat over God" - verwijst Aquino doorlopend naar hem. Eigenlijk is Dionysius zijn belangrijkste "platoonse" bron. Zonder het gezag van Dionysius zou het voor de christelijke mystiek veel moeilijker geweest zijn om haar rechtzinnigheid te bewaren; zijn geschriften waren, zoals dat gesteld is, "het handvest van de christelijke mystiek." Toen, zoals we later zullen zien, de Spaanse mysticus Johannes van het Kruis door de Inquisitie beticht werd van ketterij, beriep zijn verdediger, de hoogleraar theologie aan de Universiteit van Salamanca, zich op de "Heilige Dionysius" als een overtuigend bewijs dat de mystiek van Johannes de grenzen van de orthodoxie niet overschreed.
God is voor Dionysius "meer dan wezenlijk," en overstijgt elke "Rede, Intuïtie en Zijn." Wij kunnen van "Het," in zijn meer dan wezenlijke aard, alleen kennis verwerven door "niet-weten," door mystiek begrijpen. (Een van de beroemdste Engelse mystieke geschriften heet De Wolk van Niet-Weten; het beroept zich op Dionysius als een autoriteit die "van begin tot eind, duidelijk alles onderschrijft wat ik heb gezegd of nog zal zeggen.") 24 Het blijkt, zegt Dionysius, dat de Schriften Gods natuur beschrijven in alledaagse bewoordingen, maar ze spreken niet over God zoals hij geopenbaard wordt aan de mysticus. Ze beschrijven God in bewoordingen die geschikt zijn voor het beperkte begripsvermogen van de gewone, niet verlichte mens - bijvoorbeeld als ze spreken over God als "Oorzaak, Oorsprong, Wezen en Leven van de hele schepping." Daartegenover moet "iedere minnaar van de Waarheid die boven alle waarheid verheven is" God niet "loven als Rede, Macht, Geest, Leven of Wezen, maar in plaats daarvan als iets dat toestand, beweging, leven, verbeelding, vermoeden, naam, redenering, gedachte, mening, zijn, rust, verblijfplaats, eenheid, grens en al het bestaande ver te boven gaat." 25