http://www.arnoldziegelaar.nl/de-eenheid-of-het-ene/
De absolute eenheid is het meest abstract, maar speelt toch een belangrijke rol in het filosofisch denken omdat zij de eenheid van de oorsprong is. De oorsprong vat ik hier op als ultieme oorsprong, de oorsprong van de kosmos, natuur en mens, van alles wat werkelijk is, die het begin is van alles wat is en waar zelf niets aan voorafgegaan is. De ultieme oorsprong heeft per definitie zelf geen oorsprong, terwijl uit deze oorsprong per definitie al het andere voortkomt.
De gedachte dat de ultieme oorsprong één moet zijn, vinden wel bij presocraten als Parmenides en wordt volledig expliciet bij Plotinus. Via Plotinus vindt de gedachte in getransformeerde vorm ingang in de christelijke Middeleeuwen, waar de eenheid van de oorsprong gedacht wordt als de persoonlijke God. Ook in de nieuwe tijd vinden we haar terug bij bijvoorbeeld Spinoza en Schopenhauer.
Hier is het fout gegaan denk ik. Iets wat volledig één is kan geen persoonlijkheid bevatten. Persoonlijkheid is een dynamisch en georganiseerd geheel van karakteristieken (voelen, denken, doen) die aan een persoon kunnen worden toegekend. Om te kunnen denken is het noodzakelijk dat je denkt
over iets anders dan jezelf. De oorsprong kan dat niet doen omdat het volledig in zichzelf is.
In de moderne wetenschappelijke kosmologie is de gedachte echter verrassenderwijs terug gekomen en is zelfs fundamenteel geworden. De Big Bang theorie over het ontstaan van het heelal gaat uit van een ongedifferentieerde singulariteit waaruit de gedifferentieerde kosmos is ontstaan. Een singulariteit is een fysisch punt zonder omvang, zonder wetmatigheid, zonder tijd. Zij bestaat niet in de ruimte en zij is het enige wat er is, er is nog geen ruimte.
Zou het de wetenschap zijn die afmaakt waar de oude Grieken zijn begonnen nu het christelijk denken heeft gefaald?
Het eerste wat we kunnen opmerken is dat de absolute eenheid geen intentionaliteit heeft, want er is geen onderscheid tussen de oorsprong en de eenheid ervan want er is niets wat in die eenheid is samengebracht. In de absolute eenheid is geen onderscheid tussen de eenheid en dat wat één is. Want dit onderscheid de-absoluteert de eenheid.
Het Ene is eenheid zonder dat het de eenheid van iets is. Het Ene is absoluut in de zin dat het alles wat anders is dan zichzelf buitensluit. Dat maakt de oorsprong, waarvan we eisen dat die absoluut één is, abstract in de zin dat er geen enkele adequate voorstelling aan verbonden kan worden.
Helder. Het Ene valt buiten iedere voorstelling. Maar hoe valt dan te weten wat het Ene c.q. oorsprong is? Dat kan alleen als de oorspronkelijke ongedifferentieerde singulariteit nog aanwezig is. Uiteraard kan dat niet tijd/ruimte (wordenheid) zelf zijn. Maar de oorsprong kan wel op een bepaalde manier aanwezig zijn in tijd/ruimte.