Dan naar het Nieuwe Testament: Reeds
voorafgaand aan zijn dood, in
Matt.17:1-13 vindt op een berg de lichamelijke verheerlijking van Jezus plaats. Vanuit het perspectief na zijn dood (b)lijkt Jezus tijdens deze verheerlijking al de Mensenzoon te zijn in de Heerlijkheid van Zijn Vader.
Marcus en Lucas geven dezelfde beschrijving als Mattheus, maar voegen over Jezus' uiterlijk toe:
Marc.9:2-13 Hel wit, zo wit als geen voller op aarde kan maken
Luc.9:29-36 29 En als Hij bad, werd de gedaante Zijns aangezichts veranderd, en Zijn kleding wit en zeer blinkende.
De auteurs beschrijven zijn gedaante met de woorden "wit, licht, stralend als de zon". Door deze ervaring wordt Jezus' werkelijke identiteit als Zoon van de Allerhoogste bevestigd en wordt hij bemoedigd zijn weg naar Jeruzalem te gaan. De drie leerlingen wordt inzicht in de toekomst gegeven, maar ze begrijpen het nog niet. De auteurs vertellen dat ze zeer bevreesd zijn. De houding van Jezus is liefdevol; hij omhelst hen en neemt hun angst weg. De vrees waarmee een ontmoeting met God overigens gepaard kan gaan, is niet onbekend en komt in de Bijbel vaker voor. Rudolf Otto noemt dit in zijn boek "Het Heilige", het 'tremendum'. Het is het huiveringwekkende dat het goddelijke mysterie vergezelt, naast de fascinerende ervaring. Het is volgens Otto (en dit kan ik uit persoonlijke ervaring beamen) een gevoelsreactie die wel een beetje lijkt op vrees, maar toch iets anders is dan angst. Het heeft meer te maken met het gevoel van je eigen nietigheid als schepsel.
Na zijn dood zien diverse mensen Hem echter weer. Zij zijn de eerste getuigen van de verschijning van Jezus. Alle vier de evangelieschrijvers beschrijven de verschijningen, doch de verhalen bevatten onderling verschillen.
Mattheus vertelt dat Jezus eerst aan de twee Maria's verschijnt en daarna aan de elf leerlingen. Hij zegt niets over het uiterlijk van Jezus. Maar aangezien de beide Maria's Hem meteen herkennen, lijkt er een gelijkenis te zijn met wie Hij was voor Zijn dood. Doch van de elf leerlingen die dagelijks met Hem opgetrokken waren, twijfelen sommigen of het Jezus wel is, dan lijkt hij er dus juist weer anders uit te zien. (Mat.28)
Marcus vertelt dat eerst alleen Maria Magdalena aanwezig is als Jezus verschijnt. Zij is de eerste die Hem ziet en herkent. Daarna verschijnt hij in een andere gedaante aan twee leerlingen die onderweg zijn naar een akker. Hoewel Hij dan in een andere gedaante verschijnt, herkennen ze Hem toch. Vervolgens komt Hij nog bij de elf leerlingen die het verhaal van Maria en de twee leerlingen niet geloofden. (Marc.16)
Lucas 24 vertelt het weer anders. Jezus verschijnt volgens hem aan twee van de elf leerlingen terwijl ze onderweg zijn van Jeruzalem naar het stadje Emmaüs. Lucas noemt geen namen. Volgens Lucas herkennen de twee leerlingen Jezus niet omdat hun ogen "bevangen" zijn. Later gaan hun ogen open maar op dat moment is Hij onzichtbaar voor hen. Ze gaan dan terug naar Jeruzalem om hun ervaring met de andere leerlingen te delen. Deze hebben dan intussen al van Simon gehoord dat Jezus aan hem is verschenen. Lucas noemt dus niet Maria, maar Simon als individuele getuige. Terwijl de twee leerlingen die uit Emmaüs terugkwamen nog met de anderen hierover in gesprek zijn, verschijnt Jezus vervolgens aan de hele groep tegelijk. Ze schrikken en worden zeer bevreesd: ze zien Hem aan voor een geest. Toch lijkt Jezus aanwezig te zijn met een menselijk lichaam, Hij spreekt, loopt en eet. En Hij laat hun Zijn handen en voeten zien en ze mogen Hem aanraken en bekijken.
Johannes beschrijft verscheidene verschijningen, allereerst aan Maria. Volgens Johannes herkent Maria Hem niet meteen en ziet ze Hem eerst aan voor de tuinman. Ze herkent Jezus als Hij haar naam noemt. Daarna verschijnt hij driemaal aan de leerlingen. (Joh.20) De eerste keer toont Hij hun zijn handen en zijn zijde, waar zich de kruiswonden bevinden. Hiermee suggereert Johannes, net als Lucas, dat Jezus verschijnt in het lichaam dat gekruisigd is. In de beschrijving van Johannes zijn de leerlingen niet bevreesd maar vol van vreugde. Acht dagen later verschijnt Jezus voor de tweede maal aan zijn leerlingen, dan is Tomas er ook bij. Weer is het mogelijk zijn handen en zijn zijde aan te raken. En tenslotte verschijnt Hij voor de derde maal, als ze aan het vissen zijn. Johannes vertelt hierover dat de leerlingen Hem dan niet durven vragen wie Hij is, ze herkennen hem dus niet, maar toch weten ze dat het de Heer is. Jezus eet dan brood en vis met hen.
Uit de beschrijvingen van de evangeliën komt naar voren dat de verschijningen aan de leerlingen meestal plaatsvonden in tweetallen of grotere groepen. Maria Magdalena en Simon (Petrus) hebben een individuele ontmoeting met Jezus. Jezus verschijnt in heel verschillende gedaantes, soms wisselt Hij in één evangelie van gedaante. Alle ervaringen zijn te kenmerken als genade-ervaring. Jezus schenkt de leerlingen liefde, troost, en Hij schenkt hen vrede in hun verdriet, ontreddering, angst, eenzaamheid en ongeloof. (!) Zijn verschijning roept altijd vreugde op, hoewel soms eerst vrees en verwarring. Naast vertroosting is er ook sprake van roeping: Jezus roept hen op om aan anderen te gaan vertellen dat Hij leeft.
In het boek Handelingen wordt teruggekeken op de verschijningen uit de evangeliën:
Hand.1: 3 aan wie Hij Zich ook na zijn lijden met vele kentekenen levend heeft vertoond, veertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods betreft.
Daarna wordt beschreven dat Jezus door een wolk wordt weggenomen van de aarde:
Hand.1:9 En nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen
Nadat Jezus is weggenomen van de aarde, verschijnt Hij nog wel aan mensen. Er is dan een verandering in de verschijningsgestalte waar te nemen. Er is geen sprake meer van een menselijk lichaam. Stefanus, die om zijn geloof vermoord wordt, ziet tijdens het moment van zijn sterven Jezus in de glorie van God:
Hand.7:55 Maar hij, vol van de heilige Geest, sloeg de ogen ten hemel en zag de heerlijkheid Gods en Jezus, staande ter rechterhand Gods, 56 En hij zeide: Zie, ik zie de hemelen geopend en de Zoon des mensen, staande ter rechterhand Gods. 57 Maar zij begonnen luidkeels te schreeuwen, stopten hun oren toe en stormden als één man op hem los; 58 en zij wierpen hem de stad uit en stenigden hem. En de getuigen legden hun mantels af aan de voeten van een jonge man, Saulus genaamd. 59 En zij stenigden Stefanus, die de Here aanriep, zeggende: Here Jezus, ontvang mijn geest. 60 En op de knieën vallende, riep hij met luider stem: Here, reken hun deze zonde niet toe! En met deze woorden ontsliep hij.
Vervolgens verhaalt het boek Handelingen over een verschijning aan Saulus, die op weg is naar Damascus om volgelingen van Jezus te arresteren. Na een verschijning van Jezus verandert Saulus van een fanatiek christenvervolger in een vurige verkondiger van de daden en de leer van Jezus. Saulus ziet geen lichamelijke gestalte, maar ervaart Jezus als licht. Dit is een geheel andere verschijningsvorm dan die welke de leerlingen meemaakten, en ook is het weer anders dan de verschijning van Jezus aan Stefanus. De mannen die met Saulus op reis zijn, horen wel de stem maar zien niemand.
Hand.9: 1 En Saulus, nog dreiging en moord blazende tegen de discipelen des Heren, ging naar de hogepriester, 2 en vroeg van hem brieven naar Damascus voor de synagogen, om, als hij mannen en vrouwen, die van die weg waren, zou vinden, hen gevankelijk naar Jeruzalem te brengen. 3 En terwijl hij daarheen op weg was, geschiedde het, toen hij Damascus naderde, dat hem plotseling licht uit de hemel omstraalde; 4 en ter aarde gevallen, hoorde hij een stem tot zich zeggen: Saul, Saul, waarom vervolgt gij Mij? 5 En hij zeide: Wie zijt Gij, Here? En Hij zeide: Ik ben Jezus, die gij vervolgt. 6 Maar sta op en ga de stad binnen en daar zal u gezegd worden, wat gij doen moet. 7 En de mannen, die met hem reisden, stonden sprakeloos, daar zij wel de stem hoorden, maar niemand zagen. 8 En Saulus stond op van de grond en hoewel hij zijn ogen open had, kon hij niets zien, en zij leidden hem bij de hand en brachten hem naar Damascus. 9 En hij kon drie dagen lang niet zien, en hij at of dronk niet. 10 Nu was er te Damascus een discipel, genaamd Ananias; en de Here zeide tot hem in een gezicht: Ananias! En hij zeide: Zie, hier ben ik, Here. 11 En de Here zeide tot hem: Sta op en ga naar de straat, die de Rechte heet, en vraag ten huize van Judas naar iemand uit Tarsus, genaamd Saulus, want zie, hij is in gebed 12 en hij heeft [in een gezicht] een man, genaamd Ananias, zien binnenkomen en hem de handen opleggen, opdat hij weer zien kon. 13 En Ananias antwoordde: Here, ik heb van velen over deze man gehoord, hoeveel kwaad hij uw heiligen te Jeruzalem aangedaan heeft; 14 en hier heeft hij volmacht van de overpriesters om allen, die uw naam aanroepen, gevangen te nemen. 15 Maar de Here zeide tot hem: Ga, want deze is Mij een uitverkoren werktuig om mijn naam te brengen voor heidenen en koningen en [de] kinderen Israëls; 16 want Ik zal hem tonen, hoeveel hij lijden moet ter wille van mijn naam. 17 En Ananias ging heen en kwam in het huis, en hij legde hem de handen op en zeide: Saul, broeder, de Here heeft mij gezonden, Jezus, die u verschenen is op de weg, waarlangs gij gekomen zijt, opdat gij weer zoudt zien en met de heilige Geest vervuld worden. 18 En terstond vielen hem als schubben van de ogen en hij kon weer zien, en hij stond op en werd gedoopt; 19 en toen hij voedsel genomen had, werd hij versterkt.
Morgen verder.
.