ericjan schreef:
Ik kan de citaat zo niet vinden helaas, waarin God aangeeft mensen te hebben geschapen om te vernietigen.
(...)
41 de Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk verzamelen alle struikelblokken, en hen die de wetteloosheid doen,
42 en zij zullen hen in de vurige oven werpen; daar zal gejammer zijn en tandengeknars.
Jezus heeft hier Zelf ook een harde taak; namelijk deze onkruid mensen door satan gezaaid te laten verzamelen om in de vurige oven (de hel) te laten werpen.
Ik weet welke je bedoeld, die van de pottenbakker en lees het voorafgaande door mij blauw gedrukte ook eens
:
Romeinen 9:1-22
De trouw en de barmhartigheid van God
9
1 Omdat ik één ben met Christus spreek ik de waarheid, en mijn geweten, geleid door de heilige Geest, is mijn getuige dat ik niet lieg: 2 ik ben diepbedroefd en word voortdurend door verdriet gekweld. 3 Omwille van mijn volksgenoten, de broeders en zusters met wie ik mijn afkomst deel, zou ik bijna bidden zelf vervloekt te worden en van Christus gescheiden te zijn; 4 omwille van hen, de Israëlieten, die God als zijn kinderen heeft aangenomen en aan wie hij zijn nabijheid, de verbonden, de wet, de tempeldienst en de beloften heeft geschonken; 5 omwille van het volk dat van de aartsvaders afstamt en waaruit Christus is voortgekomen. God, die boven alles verheven is, zij geprezen tot in eeuwigheid. Amen.
6 God heeft zijn belofte niet gebroken. Want niet alle Israëlieten behoren werkelijk tot Israël, 7
niet alle nakomelingen van Abraham zijn ook werkelijk zijn kinderen. Er staat immers geschreven: ‘Alleen de nakomelingen van Isaak zullen gelden als jouw nageslacht.’ 8
Dat wil zeggen: ze zijn niet door hun natuurlijke afstamming kinderen van God, maar gelden als nageslacht van Abraham op grond van Gods belofte. 9 Als íets een belofte is dan zijn het deze woorden: ‘Over een jaar kom ik terug en dan heeft Sara een zoon.’ 10 Sterker nog, Rebekka was van onze vader Isaak zwanger van een tweeling, 11-12 en al voor ze geboren waren en nog niets goeds of slechts hadden gedaan, werd haar gezegd: ‘De oudste zal de jongste dienen.’ Gods besluit blijft namelijk van kracht: God kiest een mens niet uit op grond van zijn daden, maar omdat hij hem roept. 12 [11–12] 13 Zo staat er ook geschreven:
‘Jakob heb ik liefgehad, Esau heb ik gehaat.’
14 Moeten we dan zeggen dat God onrechtvaardig is? Natuurlijk niet. 15 Hij zegt immers tegen Mozes:
‘Ik ben barmhartig voor wie ik barmhartig wil zijn, ik schenk genade aan wie ik genade wil schenken.’ 16 Alles hangt dus af van God en zijn barmhartigheid, niet van de wil of de inspanning van de mens. 17 Zo zegt hij volgens de Schrift tegen de farao: ‘Ik heb u alleen maar aangesteld om u mijn macht te tonen en om iedereen op aarde te laten weten wie ik ben.’ 18
Dus God is barmhartig voor wie hij wil en maakt halsstarrig wie hij wil.
19 Maar nu zult u vragen: ‘Waarom roept God ons dan nog ter verantwoording? Niemand gaat toch in tegen zijn wil?’ 20 Wie bent u eigenlijk dat u, een mens, iets tegen God zou inbrengen? Vraagt het aardewerk soms aan de pottenbakker: ‘Waarom hebt u me gemaakt zoals ik eruitzie?’ 21 Heeft de pottenbakker niet de vrijheid om van dezelfde klomp klei zowel een kostbare vaas als een alledaagse pot te maken? 22 God heeft degenen die het voorwerp van zijn toorn zijn en die hij heeft bestemd voor de ondergang, met veel geduld verdragen omdat hij zijn toorn ook wil tonen en zijn macht kenbaar wil maken.
Uit: De Nieuwe Bijbelvertaling
© 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap
Het paars gedrukte eerst. God wil iets niet zomaar, maar met een reden. Wat is de reden? Daarover kan ik je het volgende mee geven:
Romeinen 2:16
16 Dit alles zal blijken op de dag waarop, volgens het evangelie dat ik verkondig, God door Christus Jezus oordeelt over wat er in de mens verborgen is.
Uit: De Nieuwe Bijbelvertaling
© 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap
Dit is de reden waarom God iets wil of niet wil, dat Hij weet wat er in de mens verborgen is.
Weet je, ooit worstelde ik met de vraag waarom God me wilde redden, want ik zag zoveel van wat Hij doet op de wereld, maar vond mij zelf als christen een hopeloos geval vaak. Ik bad dan: "God, waarom wilt U mij redden? Ik ben toch niet beter dan alle andere mensen?"
Op een dag zag ik het antwoord op mijn vraag in een lied, waar ik altijd over heen las, maar de woorden troffen me opeens heel diep. Een brok vloog in mijn keel. Mijn tranen vlogen in mijn ogen en ik raakte helemaal hees en ontroerd bij het lezen van de woorden uit deze Psalm uit het liedboek van de kerken: "Gij kent mij dieper dan ik mijzelf ooit heb gekend. Gij kent mijn zitten en mijn staan.."
God prikt dwars overal door heen en kent mij beter, dan ik mij zelf ken. Hij kent mij dieper dan ik mijzelf ooit heb gekend.
Daarom besloot Hij mij te redden, want Hij kende mijn diepste verlangens om een kind van Hem te willen zijn.
Dan het blauw gedrukte: mij dunkt dat daar toch staat dat niet alle Israëlieten werkelijk Israëlieten zijn in Gods ogen. Het dunkt dat enkel die genen door God voor Israëlieten worden aangezien, die ook werkelijk zich aan de belofte vast klampen.
Het haten hier heeft dus te maken met een afkeer van de genen die dus het voorwerp zijn van zijn toorn.
En toch heeft Hij de wereld zo lief gehad, dat Hij zijn enig geboren Zoon gegeven heeft.
God wordt hier ook vergeleken met de pottenbakker. Hij schiep zoals een pottenbakker de potten maakt. Met liefde zoals dat van de pottenbakker heeft God dit gedaan. Heel de schepping is uit liefde geschapen, want God is liefde. Echter wat betreft de genen die het voorwerp zijn van Zijn spot, die hebben alles wat ze hebben verloren door het holle en het lege van wat de leugen beloofd te volgen. Ze gingen de beloftes van satan achter na, vanuit een diep gewortelde egoïsme en liefdeloosheid in hun harten. God kan dan niet anders dan die genen uitleveren. Wat hij dan haat is niet zijn eigen meesterwerk waaraan Hij ooit begonnen is, maar de duisternis en het verval wat er van geworden is. De demonische geaardheid haat Hij. Echter Zijn meesterwerk blijft Hem lief en "daarom" begon Hij met een boetseerwerk van de kruisiging. Immers wat de genen betreft die erdoor gered worden, ook op hen is van toepassing de woorden:
Romeinen 3:10-12
10 Zo staat er ook geschreven:
‘Er is geen mens rechtvaardig, zelfs niet één,
11 er is geen mens verstandig,
er is geen mens die God zoekt.
12 Allen hebben ze zich afgewend,
heel de mensheid is verdorven.
Er is geen mens die nog het goede doet,
er is er zelfs niet één.
Uit: De Nieuwe Bijbelvertaling
© 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap
Als dit dan de realiteit is, dat alles in duisternis gehuld was en aan de geaardheid van demonen gelijk geworden. Wat had Hij dan lief?
Een diepst verlangen in de mens om Gods kinderen te kunnen zijn bijvoorbeeld. De resten van Zijn liefde dat ondanks de zondeval nog in de mensheid te vinden was. Dat wat van Zijn meesterwerk nog zichtbaar en ook diep geborgen in de harten van de mensen te vinden is. Welleswaar gevangen in deze vervallen wereld en wachtend op de verlossing.
Zo lief heeft God zijn schepping gehad, dat Hij ter bevrijding ervan Zijn zoon gestuurd heeft, opdat een ieder die zich door Hem laat redden, waarlijk bevrijdt zal worden. Eeuwig zullen ze leven.
ericjan schreef:
Geef je hier nu ineens aan dat christenen wel veroordeeld kunnen worden door God voor hun zonden?
Een kind van de duivel leren de citaten in Matteus 13 wordt zo geboren als onkruid. Romeinen 3:10-12
Ik heb het over de genen die zich christenen noemen en het niet zijn. Het staat gewoon in de bijbel:
Jakobus 2:14-19
14 Broeders en zusters, wat heeft het voor zin als iemand zegt te geloven, maar hij handelt er niet naar? Zou dat geloof hem soms kunnen redden? 15 Als een broeder of zuster nauwelijks kleren heeft en elke dag eten tekortkomt, 16 en een van u zegt dan: ‘Het ga je goed! Kleed je warm en eet smakelijk!’ zonder de ander te voorzien van de eerste levensbehoeften – wat heeft dat voor zin? 17 Zo is het ook met geloof: als het zich niet daadwerkelijk bewijst, is het dood. 18 Maar dan zegt iemand: ‘De een gelooft, de ander doet.’ Laat mij maar eens zien dat je kunt geloven zonder daden; ik zal u door mijn daden tonen dat ik geloof. 19 U gelooft dat God de enige is? Daar doet u goed aan. Maar de demonen geloven dat ook, en ze sidderen.
Uit: De Nieuwe Bijbelvertaling
© 2004/2007 Nederlands Bijbelgenootschap
Ga niet de weg die je niets oplevert en je niet bevrijdt, omdat het niets is.