Piebe schreef:Handelingen 13
43 En toen de synagoge uitgegaan was, volgden velen van de Joden en van de godvrezende proselieten Paulus en Barnabas. Die spraken tot hen en spoorden hen aan om bij de genade van God te blijven.
44 En op de volgende sabbat kwam bijna heel de stad samen om het Woord van God te horen.
45 Maar toen de Joden de menigten zagen, werden zij met afgunst vervuld en spraken tegen wat er door Paulus gezegd werd; zij spraken niet alleen tegen, maar lasterden ook.
46 Maar Paulus en Barnabas zeiden vrijmoedig: Het was nodig dat het Woord van God eerst tot u gesproken zou worden, maar aangezien u het verwerpt en uzelf het eeuwige leven niet waard oordeelt, zie, wij wenden ons tot de heidenen.
47 Zo immers heeft de Heere ons geboden: Ik heb u tot een licht voor de heidenen gesteld, opdat u tot zaligheid zou zijn tot aan het uiterste van de aarde.
Vetgemaakte betreft een profetie van Jesaja.
' Ik, de HEERE, heb U geroepen in gerechtigheid,
Ik zal U bij Uw hand grijpen,
Ik zal U beschermen en Ik zal U stellen
tot een verbond voor het volk, tot een licht voor de heidenvolken,
om blinde ogen te openen,
om gevangenen uit de kerker te leiden,
uit de gevangenis wie in duisternis zitten.' (Jes 42,6-7)
'Hij zei: Het is te gering dat U voor Mij een Knecht zou zijn
om op te richten de stammen van Jakob
en om hen die van Israël gespaard werden, terug te brengen.
Ik heb U ook gegeven tot een Licht voor de heidenvolken,
om Mijn heil te zijn tot aan het einde der aarde.' (Jes 49,6)
Wie is de Knecht van de Heer? Is het Jezus of Paulus? Of beide?
Bs'd
Het lijkt me vrij duidelijk dat de letterlijke betekenis van de "knecht van God", dat de profeet Jesaja daar het volk Israel mee bedoelt.
Dat zegt hij ook in verschillende plaatsen helder en duidelijk:
Houdt u a.u.b. in gedachten dat de naam van Jacob veranderd werd in Israel na het gevecht met de engel in het eind van Genesis 32: Jacob is een synoniem voor Israel:
Jesaja 41:8; “Maar gij,
Israel, mijn knecht,
Jakob, die Ik verkoren heb, nakroost van mijn vriend Abraham,”
Jesaja 44:1-2; “Zo zegt de Here, uw Maker en van de moederschoot aan uw Formeerder, die u helpt: Vrees niet, mijn knecht
Jakob, en Jesurun, die Ik verkoren heb.” (Jesurun is ook een synoniem voor
Israel)
Jesaja 44:21; “Denk hieraan,
Jakob;
Israel, want gij zijt mijn knecht; Ik heb u geformeerd, gij zijt mijn knecht,
Israel; gij wordt door Mij niet vergeten.”
Jesaja 45:4; “Ter wille van mijn knecht
Jakob en van
Israel, mijn uitverkorene, riep Ik u bij uw naam, gaf u een erenaam, hoewel gij Mij niet kendet.”
Jesaja 48:20; “De Here heeft zijn knecht
Jakob verlost.”
Jesaja 49:3; “En Hij zeide tot mij: Gij zijt mijn knecht,
Israel, in wie Ik Mij zal verheerlijken.”
Het feit dat in Jesaja 42 de knecht Israel is, lijkt me onontkoombaar:
in Jesaja 42 wordt letterlijk verteld wie de knecht van God wel is: Wie is er blind als de volmaakte en blind als de knecht des Heren? Gij hebt wel veel gezien, maar gij hieldt het niet in gedachtenis; gij hebt de oren wel open gehad, maar gij hebt niet gehoord. De Here had er behagen in ter wille van zijn gerechtigheid een grote, heerlijke onderwijzing te geven. Maar dit is een volk, beroofd en uitgeplunderd; men heeft hen allen in kerkerholen geboeid, in gevangenissen zijn zij weggeborgen; zij werden ten roof en er was geen redder; tot plundering en er was niemand die zeide: Geef terug. Wie onder u neemt dit ter ore, schenkt er aandacht aan en luistert in het vervolg? Wie heeft Jakob tot plundering overgegeven en Israel aan berovers? Is het niet de Here, tegen wie wij gezondigd hebben, op wiens wegen zij niet hebben willen gaan, en naar wiens wet zij niet geluisterd hebben? Daarom stortte Hij de grimmigheid van zijn toorn over hen uit en het geweld van de oorlog. Dat zette hen rondom in vlam, maar zij sloegen er geen acht op; ja, het stak hen in brand, maar zij namen het niet ter harte.”
Waar de NBG vertaling zegt: “Maar dit is een volk” daar staat geschreven in het hebreeuws: Wehoe am bazoez wesjasoej. Dat is letterlijk vertaald: En HIJ is een beroofd en geplunderd volk. De hij wijst naar de knecht in de voorgaande verzen. De volgende verzen identificeren de knecht als het volk Israel: “Wie heeft Jakob tot plundering overgegeven en Israel aan berovers?”
De nederlandse bijbelvertalers hebben overigens nogal wat moeite met het vertalen van de laatste zin van hoofdstuk 42. De nieuwe vertaling, de staten vertaling, de lutherse vertaling en de leidse vertaling geven deze laatste zin allemaal in het meervoud: "Daarom stortte Hij de grimmigheid van zijn toorn over hen uit en het geweld van de oorlog. Dat zette hen rondom in vlam, maar zij sloegen er geen acht op; ja, het stak hen in brand, maar zij namen het niet ter harte.”
En dit is niet correct. Het moet zijn: "Daarom stortte Hij de grimmigheid van zijn toorn over
hem uit en het geweld van de oorlog. Dat zette
hem rondom in vlam, maar hij sloeg er geen acht op; ja, het stak
hem in brand, maar hij nam het niet ter harte.” Ik heb maar 1 nederlandse vertaling kunnen vinden die dit vers vertaald op de juiste manier, en dat is de nieuwe wereld vertaling van de J-H-V-H getuigen. Er kunnen hiervoor twee verklaringen zijn: A: De vertalers konden niet zo goed hebreeuws, en B: Men wilde de aandacht afleiden van het feit dat de "hij" wijst naar de knecht van God, die op deze wijze dus heel duidelijk geidentificeerd wordt als het volk Israel. Maak uw keus.
Toevoeging: De recentelijk uitgekomen Naardense Vertaling geeft het eind van Jesaja 42 ook goed weer in het enkelvoud, verwijzend naar de knecht, die gestraft wordt voor de zonden van Israel:
"Wie heeft Jakob aan plundering prijsgegeven, Israël aan rovers?, is het niet de Ene?- tegen wie wij hebben gezondigd,
in wiens wegen zij niet hebben willen gaan en naar wiens Wet zij niet hebben gehoord
Dus goot hij over hem uit het gif van zijn toorn en het geweld van een oorlog,- verzengde hem van rondom maar hij onderkende het niet, hij stak hem in brand maar hij nam het niet ter harte!"
Hier gebeurt dus precies hetzelfde als in Jesaja 53, de knecht van God wordt gestraft voor de zonden van het volk Israel. Alleen hier in Jesaja 42 is het wel HEEL duidelijk dat de knecht het volk Israel is.
Jammer genoeg geeft de ook recentelijk uitgekomen Nieuwe Bijbel Vertaling deze verzen nog steeds foutief in het meervoud.
Maar de vertaler van de Naardense Vertaling, de christelijke dominee Oussoren, geeft dan ook toe dat Jesaja met de lijdende knecht het volk Israel bedoelt. Hij zegt letterlijk: „In het Oude Testament wordt de verwachting van de Messias gewekt. Veel staat echter nog open. Met de lijdende knecht des Heeren is waarschijnlijk het Joodse volk bedoeld, maar misschien de Messias. Jezus rijst niet vanzelfsprekend op uit het OT. Dat Hij de Messias is, is een zaak van geloven en belijden, toen en nu.”
Deze opmerking maakte hij in een interview van het Reformatisch Dagblad, wat hier te vinden is:
https://sites.google.com/site/bergzion/oussoren
We zien dus dat in Jesaja 41:8-9, dat is slechts twintig verzen voor het begin van hoofdstuk 42 waarvan het NT claims dat het over de messias gaat, dat daar de "knecht van God" overduidelijk ISRAEL is: "Maar gij, Israël, mijn knecht, Jakob, die Ik verkoren heb, nakroost van mijn vriend Abraham, gij, die Ik gegrepen heb van de einden der aarde en geroepen uit haar uithoeken, tot wie Ik zeide: Gij zijt mijn knecht, Ik heb u verkoren en u niet versmaad".
We zien ook dat in Jesaja 42:18-25, slechts veertien verzen na het begin van hoofdstuk 42 waarvan het NT claims dat het over de messias gaat, dat daar de "knecht van God" overduidelijk ISRAEL is.
Het lijkt me dus dat de verklaring dat de knecht van God Israel is, dat dat zeer voor de hand liggend is.