Ik bedoel de relatie tussen God en de gelovige. Die wordt niet tenietgedaan door folteraars. Maar wie in Yeshua HaMashiach deel gekregen heeft aan Zijn verzoenend lijden, hoeft niet meer te vrezen voor de straffende hand van God in de eeuwigheid. We kunnen in dit leven vervolgd worden. Het is niet altijd zo dat moeilijke omstandigheden een straf op iemands persoonlijke zonden zijn. Het zijn wel gevolgen van het feit dat de hele wereld in zonde ligt, het gebroken bestaan. Het kan goddelozen best voor de wind gaan. Maar de psalmdichter Asaf eindigt met: totdat ik op hun einde lette.Eliyahu schreef:Bs'dAdinomis schreef: Ik begrijp het Martine. We hoeven niet bang te zijn voor een straffende God als we één met Jezus zijn. Dan leven we binnen een liefdesrelatie. Het is goed om dat niet toe te laten al zal satan wel eens pogingen daartoe doen.
Hoe verklaar je dan de christenen die bij bosjes door ISIS afgeslacht worden, en die door bv noord korea en china in concentratiekampen gestopt worden?
Is dat jouw idee van een "liefdesrelatie"?
Lees psalm 73 maar:
3 want ik was jaloers op de dwazen,
toen ik de vrede van de goddelozen zag.
4 Tot aan hun dood zijn er immers geen boeien,
en hun kracht is fris.
5 Zij verkeren niet in moeiten, zoals andere stervelingen,
en worden niet gekweld met andere mensen.
6 Daarom hangt de hoogmoed hun als een ketting om de nek,
het geweld bedekt hen als een mantel.
7 Hun ogen puilen uit van vet,
zij hebben de inbeeldingen van hun hart overtroffen.
8 Zij spotten en spreken boosaardig van onderdrukking,
zij spreken uit de hoogte.
9 Zij zetten hun mond op tegen de hemel,
hun tong wandelt honend rond op de aarde.
10 Daarom kan Gods volk ertoe komen,
wanneer er een volle beker water voor hen uitgeperst wordt,
11 dat zij zeggen: Hoe kan God het weten?
Zou de Allerhoogste er weet van hebben?
12 Zie, dezen zijn goddeloos,
toch hebben zij in de wereld rust en vermeerderen hun vermogen.
13 Ja, voor niets heb ik mijn hart gezuiverd
en mijn handen in onschuld gewassen.
14 Want de hele dag word ik gekweld
en mijn bestraffing is er elke morgen.
15 Als ik zou zeggen: Ik zal ook zo spreken,
zie, ik zou ontrouw zijn aan al Uw kinderen.
16 Toch heb ik nagedacht om dit te kunnen begrijpen,
maar het was moeite in mijn ogen,
17 totdat ik Gods heiligdom binnenging
en op hun einde lette.