Inzake ID is er wel degelijk gereviewd.
Als Darwin het commentaar van de reviewers of critici zoals tijdgenoten Louis Aggasiz en Adam Sedgwick ter harte had genomen was de evolutietheorie er nooit gekomen.
Darwin besefte al dat de Cambrische explosie een groot struikelblok was voor zijn theorie. Men spreekt wel van Darwins dilemma of Darwins nachtmerrie.
Als Darwin gelijk heeft, beargumenteerde Louis Aggasiz, Darwins tijdgenoot, dan zouden we niet slechts één of een paar ontbrekende schakels, maar ontelbare schakels moeten vinden, die bijna onmerkbaar geleidelijk overgaan van vermeende voorouders naar veronderstelde nakomelingen. Geologen hebben echter niet zulke myriaden aan overgangsvormen leidend tot de Cambrische fauna gevonden. In plaats daarvan lijkt de stratigrafische kolom de plotselinge verschijning van de vroegste dieren te documenteren. Agassiz meende dat het bewijs van plotselinge verschijning en de afwezigheid van voorouderlijke vormen in het Precambrium Darwins theorie weerlegde.
(Stephen Meyer: Darwin's Doubt p.12)
Ook Adam Sedgwick uitte stevige kritiek in een brief aan Darwin. Sedgwick beklemtoonde dat deze Cambrische dierenfossielen uit het niets opdoken in de geologische kolom. Maar hij benadrukte ook wat hij zag als nog meer reden om Darwins evolutiemodel te betwijfelen: de plotselinge verschijning van de Cambrische dieren was het meest opmerkelijke voorbeeld van een patroon van discontinuïteit dat zich voortzet door de hele geologische kolom. Waar in de Ordovicische aardlagen, bijvoorbeeld, zijn de vele families van trilobieten en brachiopoden van het Cambrium daaronder? Deze schepsels samen met talloze andere types verdwijnen plotseling. Maar even plotseling vindt men nieuwkomers in de Ordovicische aardlagen zoals de eurypterida (zeeschorpioenen), zeesterren en tetrakoralen. In een later Paleozoïcum tijdperk het Devoon genaamd duiken de eerste amfibieën op (bijvoorbeeld ichthyostega). Veel later, veel soorten van het Paleozoïcum tijdperk (dat het Cambrium, Ordovicium en vier opvolgende periodes omvat) sterven plotsklaps uit in het Perm tijdperk. Daarna in het daaropvolgende Trias verschijnen volledig nieuwe dieren zoals schildpadden en dinosaurussen. Dergelijke discontinuïteiten, beargumenteerde Sedgwick, is niet de uitzondering maar de regel.
(Stephen Meyer: Darwin's Doubt p.14)
HJW schreef:Te bewijzen is er echter niets.
Je komt telkens met allerlei zaken aanzetten die volgens jou bewijs leveren. Maar dat is geen bewijs. Het zijn zaken die jij ziet, waardoor jij de vaste overtuiging krijgt dat het zo is.
Dat is op zich prima. Maar de claim dat het bewezen is, is gewoonweg niet waar te maken. Hoe ongelofelijk graag jij dat ook wil.
Te bewijzen is er niets? Dat zou betekenen dat wetenschappelijk onderzoek eigenlijk zinloos is.
Wetenschappers kijken altijd al al of een bepaald verschijnsel veroorzaakt werd door een intelligentie of niet. Voorbeelden daarvan zijn met name de archeologie en de forensische wetenschap. Archeologen beoordelen of bepaalde krassen op een rots aangebracht zijn door een intelligentie of niet. Denk aan rotstekeningen. Een ander voorbeeld is de zoektocht naar buitenaardse intelligentie (het SETI-programma) door signalen uit de ruimte te analyseren.
Het lijkt me helder dat we ontwerp heel duidelijk kunnen herkennen in de coderingssystemen, de moleculaire machientjes, de Cambrische explosie, biomimicry, doelgerichtheid, convergenties, onherleidbare complexiteit, enz.
Evolutionist: iemand die gelooft dat de natuur zichzelf gemaakt heeft.