Reiziger schreef: 26 jun 2025, 17:07Hoi Piet, leuk weer iets van je te lezen.Piet schreef: 26 jun 2025, 10:56 Ik moet je corrigeren op dit punt: Jesaja 42:8 zegt het duidelijk: "Ik ben de HEERE – dat is Mijn Naam" (HSV). Dat is een vertaling van JHWH. In het Hebreeuws, de grondtekst, staan er klinkers bij: JuHWaaH, waar Jahwe van gemaakt wordt. Op ander plaatsen staan andere klinkers waar Jehovah van gemaakt wordt. Juwaah is het dus. Met een ù.
Helaas ‘moet’ ook jij gecorrigeerd worden: Het oorspronkelijke Hebreeuws van het Oude Testament kent geen klinkers.
Het Hebreeuws is in feite een ‘klanktaal’, die bedoeld is om te spreken/reciteren. Men reciteerde de Schrift met behulp van een yad (handje). Als men dan de Naam (JHWH) tegenkwam, sprak men gewoon uit wat ook tegen Mozes werd gezegd, namelijk: “Ik ben die ik ben”.
De Onuitsprekelijke identificeert Zich als de “IK BEN DIE IK BEN” en dat is precies zoals ook Mozes het ‘hoort’ bij de brandende braamstruik.
De Masoreten voegden veel later klinkers toe omdat vele buitenstaanders het Hebreeuws wilden lezen, maar niet meer als de ‘echte’ Joden en dus op de juiste wijze, konden lezen en reciteren. Ze voegden de klankpatronen van Adodai toe aan JHWH, zodat de Naam leesbaar (en dus begrijpelijk) werd voor niet-ingewijden. De Masoreten maakten van JHWH dus Jehovah.
Voor mij blijft het sowieso gewoon “Ik Ben”. Ik was wat te snel met reageren op Piet. Ik vond het al heel mooi dat Piet niet met Jehova aankwam, of Jahweh. Ik zag over het hoofd dat hij een nieuwe eigennaam introduceerde, Juwaah. Daarna heb ik het maar zo gelaten. Ik heb geen trek in twistgesprekken. Voor mij is de naam ook niet “Ik Ben de Heer”. Enkel Ik Ben.
Zonder zelfstandig naamwoord erachter, waarmee de drie personen leer dan weer in stand wordt gehouden, of een gender aan God wordt toegekend. De naam van mijn God is Ik Ben.
En in die Een-voud van Ik Ben ligt een veel grotere diepgang en betekenis die niet in woorden ontvangen of gegeven kan worden. Alle discussie over “de naam” is ijdel. IJdelheid van de betreffende discussianten, de natuurlijke mens. Ze doen maar.